Zoek

‘Het begint voor mij met het wonder dat er nog een kerk is’

‘Het begint voor mij met het wonder dat er nog een kerk is’
Interview met Hans de Waal

De karakteristieke toren van de Nicolaaskerk van Krommenie met zijn groene houten ombouw is al van verre te zien. In de kerk spreek ik met ds. Hans de Waal over zijn liefde voor deze geseculariseerde omgeving en over de rol van ouderen in de missionaire roeping van de kerk.

18 juni 2025

De monumentale Nicolaaskerk is een van de eyecatchers van Krommenie. Binnen ademt de kerk een statige maar toch ook huiselijke sfeer: een deel van het schip is ingericht als ontmoetingsruimte, met tafels en stoelen waaraan gemakkelijk koffiegedronken kan worden. Achterin liggen folders, kerkbladen en het tijdschrift ‘Doe mee!’, gemaakt door de gezamenlijke protestantse kerken van de Zaanstreek.

Na je eerste gemeente in het Friese Nijland ben je hier begonnen als predikant. Wat is het eigene aan deze omgeving?

‘De Zaanstreek is vanouds onkerkelijk of laagkerkelijk. Dat blijkt al uit het eerste godsdienstsociologische onderzoek in Nederland, getiteld ‘Onkerkelijkheid in Nederland’ van J.P. Kruijt, uit 1920. Uit die cijfers, van vóór de Tweede Wereldoorlog, blijkt dat op dat moment in Oost-Groningen en de Zaanstreek minder dan 30% van de bevolking kerkelijk betrokken is. Ik heb daar onlangs een artikel over geschreven in het tijdschrift Ophef. Voor mij begint het dus met het wonder dat er nog een kerk is. Dat hangt samen met de komst van gereformeerde arbeiders uit bijvoorbeeld Urk die zich hier vestigden. Daardoor is de gereformeerde kerk hier groot geworden. De directeuren van de fabrieken hier waren doopsgezind. De arbeiders verloren hun vertrouwen in de kerk door de sociale kwestie. Je zou deze streek dus een proeftuin van de secularisatie kunnen noemen.’

De verworteling in de christelijke traditie was in zijn vorige werkplek in Friesland meer onderhuids aanwezig dan hier. ‘Het dorp Nijland, waar ik hiervoor predikant was, heeft ongeveer duizend inwoners, waarvan een derde ingeschreven staat bij de Protestantse Kerk. Hier in Krommenie zijn er 18.000 inwoners, waarvan 500 lid van de Protestantse Kerk. De Rooms-katholieke kerk is iets vitaler.’

Lichtjesavond

Kerkzijn in deze context betekent veel aandacht voor oecumene, vertelt hij. ‘Alle kerkelijke inspanningen voor het dorp hebben een oecumenische insteek, we werken samen met de Doopsgezinde Vermaning, de Oud-Katholieke parochie, de Nederlandse Gereformeerde Kerk en de Rooms-Katholieke parochie. Dat is het meest zichtbaar op de jaarlijkse lichtjesavond rond eeuwigheidszondag. Dan wordt de begraafplaats verlicht en kunnen mensen die in vijf tijdslots bezoeken. Ook op 4 mei is er een gezamenlijk bezinningsmoment. Er is daarnaast een oecumenische viering in januari (de Week van Gebed) en een oecumenische viering in een groot park in september (de Vredesweek).’

De band met de basisscholen is goed, vertelt hij. ‘De leerlingen van groep 7 gaan elk jaar alle kerken langs. Dat is allemaal klein bier, zou je kunnen zeggen, maar zo is de kerk wel zichtbaar. Daarnaast werken we als PKN-kerken in de Zaanstreek steeds meer samen, deels noodgedwongen en deels omdat het gewoon goed is, bijvoorbeeld met het gezamenlijke magazine ‘Doe mee’. Wat dat betreft zijn er twee sporen van samenwerking: lokaal en regionaal.’

Er zijn de laatste tijd tekenen van een kentering in de belangstelling voor het christelijk geloof in verschillende Europese landen. Daarvan getuigen verschillende berichten in de media. Op 1 juli houden we daar als IZB een netwerkochtend over. Zie je daar in jouw context iets van terug?

‘Als er al sprake is van verminderde secularisatie, dan vertaalt die zich niet automatisch in een stijgend aandeel van kerklidmaatschap. Naar mijn idee zijn het meer enkelingen, denk aan bekende schrijvers zoals Willem Jan Otten en Stephan Sanders, die zich aansluiten bij de kerk, in hun geval bij de rooms-katholieke kerk. Bij ons in de kerk heeft zich recent een jongeman aangesloten die geen christelijke achtergrond had. Zijn opa en oma waren hier lid, en hij zocht weer contact met de traditie. Hij wilde graag gedoopt worden. Ik heb daar uitgebreid met hem over gesproken, ik wilde graag weten wat hem dreef. Hij heeft niet veel plaatselijke binding, woont niet in Krommenie, maar is inmiddels voluit onderdeel van de gemeenschap, ook al zijn er hier weinig leeftijdgenoten. Hij helpt bijvoorbeeld mee met koffieschenken. Ik geef hem een vorm van volwassenencatechese. Het is mooi dat hij erbij is gekomen. Als er al sprake is van een kentering, dan gaat het druppelsgewijs, voor zover ik kan zien.’

Je bent in 2021 gepromoveerd op ouderendiaconaat. ‘Ouderen zijn een krachtbron voor de kerk’, schreef je daarover op Theologie.nl.

‘Mijn uitgangspunt als het gaat om vergrijzing is eenvoudig: wees blij met wat je hebt en staar je niet blind op wat je niet hebt. De meerderheid van de kerk op veel plekken bestaat uit ouderen. Dat is de gemeente van Christus. Daar kijk ik niet met optimisme naar, maar met ogen van geloof en verwondering. Je moet deze groep geen bijzondere krachten toedichten, maar dit zijn wel de mensen die op zondag komen. Er wordt in de berichten over krimp vaak vanzelfsprekend aan voorbijgegaan dat er een kern is die komt. Ik las daar een keer een sterk voorbeeld van in een artikel  dat de kop had: ‘Van grijze hoofden naar gezinnen in de bank’. Daar gaat iets mis.’

Hij gaat even verzitten. ‘Als ik op de preekstoel zeg ‘Gemeente van Jezus Christus’, dan zie ik mijn gemeenteleden en dan denk ik: dat zijn jullie. En daar is niets mis mee. Kijk, mijn zoontje van 4 is vaak de enige in de kerk van zijn leeftijd. Er zijn wel wat andere gezinnen, maar die zijn er ook niet altijd. Dat is niet leuk, maar je kunt daar weinig aan doen. De gedachte ‘ik ga niet naar die kerk, want er zijn weinig leeftijdgenoten’ begrijp ik ergens wel, en tegelijk ook niet. Toen ik in Leiden studeerde, ging ik gewoon naar de enigszins vergrijsde wijkkerk waar ik dichtbij woonde en ik kwam niet binnen met het oordeel: wat zijn hier veel oude mensen. Ik was blij dat er uit het Liedboek voor de Kerken werd gezongen. Dat sprak me aan. Ik vond het als student niet vreemd dat ik een eenling was op die plek.’

 

Ondergrens

Tegelijkertijd erkent hij dat in veel kerken die krimpen steeds meer taken op een kleine groep mensen terechtkomen. ‘De spannende vraag is: waar is de ondergrens? Als er minder dan drie kerkenraadsleden zijn, krijgt een gemeente geen toestemming voor de begroting. Ik ben zelf niet opgevolgd in Nijland. Vanwege het toekomstperspectief kiest de gemeente ervoor om met de buren samen te gaan en een dominee ‘te delen’. Daardoor is er een iets vollere kerk. Ik ben daar niet veroordelend over, ik probeer er met een gelovige, waarderende blik naar te kijken. Bij fusies is er altijd een deel dat niet meegaat, en dat je die mensen verliest, is kostbaar. Dat besef ik ook.’

Jouw blik op diaconaat is ook relevant voor de plek van ouderen in missionair werk. De IZB heeft daar onlangs het gespreksmateriaal Omega voor ontwikkeld. Voor  welke missionaire taken zijn ouderen misschien wel meer toegerust dan jongeren?

‘Ik idealiseer ouderdom niet, maar wijsheid, mildheid en bescheidenheid zijn belangrijke vruchten van de Geest. Ik associeer die vooral met ouderen, niet zozeer met jongeren. In het ideale geval heb je een soort wijsheidsoverdracht. Alleen al door er te zijn, bij de koffie in het verzorgingstehuis, en niet over anderen te roddelen, maar gewoon te luisteren, kunnen ouderen iets laten zien van gastvrijheid van de kerk.’

Als je als oudere niet meer goed ter been bent, veelal aan huis gebonden, hoe kun je dan behalve door middel van gebed nog missionair zijn?

‘Relaties zijn het grote pijnpunt bij het ouder worden, omdat op den duur steeds meer generatiegenoten wegvallen. Wie ben ik dan nog? Dat is een vraag die zich dan kan opdringen. De aanvaarding van het einde is een opgave. Onlangs schreef ik een meditatie over Simeon en Hanna, de twee oude mensen die Jezus hulde brengen aan het begin van het Evangelie. Simeon profeteert, zijn woorden staan opgetekend. Maar wat is dan de functie van Hanna? Er wordt geschreven dat zij weduwe is. Zolang de kerk haar biddende weduwen heeft, is er hoop. Ouderen hebben veel te geven. Als je slecht ter been bent, zal iemand wél naar je toe moeten komen, maar ouderen zijn de verborgen schatten in de akker van de kerk. Als je een gemeente hebt met een actieve missionaire commissie die los van ouderen bestaat, dan mis je in mijn optiek daarom iets wezenlijks.’

Tekst: Nels Fahner

 

Hans de Waal, Diaconaat en ouderen. Over de diaconale roeping van de kerk in de context van vergrijzing. (Utrecht, uitg. Eburon, ISBN 9789463013871). Zie ook het drieluik ’Anders kijken naar een ouder wordende kerk’ op Theologie.nl

Meer interviews lezen? Schrijf je dan in voor onze maandelijkse nieuwsbrief Company of Preachers.

Documenten