Hulp bij telefonisch ouderenpastoraat
U vindt hier een ruime selectie teksten, waar u gebruik van kunt maken in het telefoongesprek met oudere gemeenteleden: Bijbelgedeelten, dagboek-achtige teksten, liederen, gebeden en gedichten. Download hier de handreiking voor telefonisch pastoraal contact, geschreven door ds. Henk de Graaff. Het kan ook behulpzaam zijn om algemene tips bij de hand te houden, zoals die op diverse plaatsen op internet te vinden zijn. Hier enkele tips van een GGZ-medewerker: Hoe hou je het hoofd koel.
Bijbelgedeelten:
Heb Ik het u niet geboden? Wees sterk en moedig, schrik niet en wees niet ontsteld, want de HERE, uw God, is met u, overal waar u heen gaat. (Jozua 1: 9)
10 Wees mij genadig, HERE, want angst benauwt mij; verzwakt van verdriet is mijn oog, mijn ziel en mijn buik.
11 Want mijn leven teert weg door verdriet en mijn jaren door zuchten; mijn kracht is vervallen door mijn ongerechtigheid en mijn beenderen zijn verzwakt.
12 Vanwege al mijn tegenstanders ben ik tot een smaad geworden, voor mijn buren het meest, en tot een bron van angst voor mijn bekenden; wie mij op straat zien, ontvluchten mij.
13 Vergeten ben ik, als een dode, verdwenen uit het hart; ik ben geworden als een gebroken kruik.
14 Want ik hoor de laster van velen; angst van rondom, omdat zij tegen mij samenspannen. Zij bedenken plannen om mij het leven te benemen.
15 Maar Ík vertrouw op U, HERE. Ik zeg: U bent mijn God!
16 Mijn tijden zijn in Uw hand; red mij uit de hand van mijn vijanden en van mijn vervolgers.
(Psalm 31: 10 – 16)
De HERE is bij mij, ik ben niet bevreesd.
Wat kan een mens mij doen? (Psalm 118: 6)
Want Ik ben de HERE, uw God, Die uw rechterhand vastgrijpt en tegen u zegt: Wees niet bevreesd, Ik help u. (Jesaja 41: 13)
Wees niet bevreesd, want Ik ben met u, wees niet verschrikt, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met Mijn rechterhand, die gerechtigheid werkt.
(Jesaja 43: 10)
28 En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.
29 Worden niet twee musjes voor een penninkje verkocht? En niet een van die zal op de aarde vallen buiten uw Vader om.
30 En ook de haren van uw hoofd zijn alle geteld.
31 Wees dus niet bevreesd, u gaat veel musjes te boven.
(Mattheüs 10: 28 – 31)
Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God;
en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus.
(Filippenzen 4: 6-7)
Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid, maar van kracht en liefde en bezonnenheid.
(2 Timotheüs 1:7)
Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit. De vrees houdt immers straf in, en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde.
(1 Johannes 4:18)
Dagboekfragmenten
Moed
Het geloof drijft de angst uit. U ziet de psalmist staan, midden in de levensstrijd, hoog op een rots roept hij uit: ‘De Heer is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen?
Ik hoor u al een beetje piepen: waar haalt-ie man de euvele moed vandaan? Uit het heiligdom, uit de kerk. Onder het dak van God ziet hij het ook helemaal zitten. De ervaring dat God je bergt ‘in zijn hut’ Je zou het willen vereeuwigen, je zou er een tent omheen willen bouwen. Maar dat word je niet gegund. Het evangelie hoor je in de kerk, maar geloven doe je in de wereld, temidden van alle boosheid en geweld. Daar komt het aan op dapperheid: de Heer is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen? Dat is taal!
Hoor, Heer, hoe ik luide roep! Wat is dat nu? Dat had de psalmist nu niet moeten doen. Dat bederft alles! Begin-ie te piepen. Kijk, zo vergaat het de gelovigen: midden in het leven raken ze God kwijt en raken ze elkaar kwijt en zijn ze eenzaam in al hun angst en nood. Zij kunnen het geloof bijna niet volhouden dat Jezus de wereld overwonnen hééft en dat er géén reden is om bang te zijn. Maar let op! Midden in die doodsnood komt er iets boven wat je niet voor mogelijk houdt.
‘O! Als ik niet had geloofd Gods goedheid te zien in dit leven….’ Tot mijn verbazing moet ik bekennen: ik gelóóf. Ondanks alles: ik geloof. Daarom zeg ik tegen mezelf: ‘Wacht op de Heer’. Dapper zijn, volhouden. Wacht op de Heer, want Hij komt.
(G. de Kruijf, bij Ps. 27).
Schuil bij die Naam!
‘… gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die Zijn volk zal redden van hun zonden.’ Matteüs 1:21
Sommige namen staan diep gegrift in de wanden van je ziel. Ze roepen veel op en ontroeren altijd weer. Als dat van één naam geldt, dan wel van die van Jezus. Die naam kent iedere Nederlander. Niet dat men die naam vaak hardop uitspreekt of het moet zijn als vloek. Jozef, de timmerman uit Nazareth is de eerste die de naam hardop moet zeggen. Hij is erg verlegen met de zaak. Hij staat aan de kant, hij voelt zich aan de kant gezet. Maar God betrekt hem er nadrukkelijk bij. Want hij, Jozef, moet de naam van het Kind roepen en het als zoon van David erkennen. En zo gebeurt. Als het Kind geboren is, roept Jozef de naam van het Kind. De naam: Jezus! Dat betekent: De HERE redt! Een verrassende naam. In heel de stamboom komt die naam niet voor. Wel een naam die helemaal past bij Hem. Want, zo zegt de engel erbij: ‘Hij is het die zijn volk zal redden van hun zonden!’ Dat zegt heel veel. Jezus is een geboren Redder. Van deprimerende zonden, fatale misstappen, donkere bindingen en schuldig falen. Ik kom er niet meer uit, zegt u? Noem slechts de naam van het Kind van God. Zeg: Jezus! Schuil bij die naam! De naam redt en ontroert als geen andere. (P.L. de Jong)
Het eigenlijke en het overige
‘Zoek liever zijn koninkrijk, en die andere dingen zullen je erbij gegeven worden.’ (Lucas 12:32)
Weinig is een mens zo eigen als bezorgd zijn. Het is bijna niet te vermijden. Er zijn eindeloos veel dingen die beslag op je leggen. Je maakt je zorgen om je kinderen, je geloof en je gezondheid. Je ligt er soms zelfs echt wakker van, je hebt er geen grip meer op.
Vandaag zegt Jezus ons indringend: Stop daarmee! Met al die zorgstress draai je in een kringetje rond. Bedenk dat je Vader in de hemel uitvoerig weet wat je nodig hebt. Vandaag en morgen. Hij heeft grip op je leven. En daarom: richt je hart op zijn koninkrijk. Laat dit je eigenlijke zorg zijn: Jezus en het volgen van de richtingwijzers naar zijn koninkrijk. In dat spoor komt het ook met het overige goed, met al die honderd en één dingen. Wie rekent met Hem, mag de dekens over zich heen trekken. ‘Hij geeft het zijn lieveling in de slaap’ (Ps. 127:2). (P.L. de Jong)
Waarom slaapt Jezus?
Maar Hij lag achter in de boot op een kussen te slapen. (Marcus 4:38)
Jezus slaapt midden in de storm. Dat is voor zijn leerlingen een verbijsterende ervaring. Het schip loopt vol water. Nog een golf en het scheepje slaat om. Maar Jezus doet niets. Hij slaapt. Zij staan er alleen voor. Machteloos. Dat is heel herkenbaar. Wie achter Jezus aan gaat, komt regelmatig in zwaar weer terecht. Want rond Jezus steekt telkens de storm op. De storm van de machten die het op Hem voorzien hebben. Die Hem geen rust gunnen totdat Hij in het graf ligt.
Die storm gaat ook aan zijn volgelingen niet voorbij. In allerlei situaties raast die om je heen. En wat doet Jezus? Op het kritieke moment lijk je er alleen voor te staan. Er is geen hand die je dekt, geen woord dat je troost. Jezus slaapt! Waarom slaapt Jezus eigenlijk? Omdat Hij zo zeker is van zijn overwinning. Van de macht van zijn liefde waarmee Hij zich ons lot aantrok tot in de dood van het kruis.
Wie dat beseft, ervaart al iets van de stilte die om zich heen grijpt als Hij opstaat en de zee tot zwijgen brengt. Ja, Hij is opgestaan! Zelfs de dood en het graf moeten Hem gehoorzamen. (P.L. de Jong)
Niet bezorgd
‘Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten of drinken, of over uw lichaam, waarmede gij u zult kleden.’ Matteüs 6:25
Aan zorgen geen gebrek – dezer dagen. Over uw kinderen of kleinkinderen. Over uw gezondheid, over de kerk, over vrienden, goede bekenden. De crisis brengt een voort¬durende onrust op gang en zorg over de dingen van het leven die niemand in de hand heeft. Een gevoel dat wij alle¬maal kennen. De angst iets of iemand te verlie¬zen en tege¬lijk een ver¬moeiende poging dat tegen te houden.
Jezus roept ons heel indringend uit die houding weg. Het leven is meer dan zorgen en piekeren over beperkte dingen als eten en dergelijke. Het leven heeft juist een heel wijd perspec¬tief. Het per¬spectief van het naderende Rijk van God. Zoek vóór alles het spoor daarheen en zet je vertrou-wen op God! Hij weet wat je nodig hebt onderweg. Ang¬sten en zorgen moeten het van Hem en zijn belofte verlie¬zen. Van dag tot dag zal God zorgen, dat je niets tekort komt en moedig verder gaat. (Ds. P.L. de Jong)
Gebeden
U komt mij, lieve God,
zo nederig nabij
in dagen van gemis
en moeite vindt U mij
U daalt het duister in,
U deelt mijn angst en pijn
zo dodelijk bedroefd
als maar een mens kan zijn,
een man van smarten die
ter aarde valt en schreit,
een lotgenoot, een vriend –
o Heer, die bij mij zijt,
ik bid U, laat het licht
dat doorbrak in uw smart
de zon die Pasen heet
ook dagen in mijn hart
(Jaap Zijlstra)
Gebed: Laat u vinden
Wanneer wij moeten gaan
langs de grenzen van het leven
waar ziekte ons klein maakt,
onzeker en afhankelijk
laat ons leven dan niet verlopen in de angst.
(…)
doe zelf Uw naam eer aan
en laat U vinden
als wij U zoeken.
Amen
(S. de Vries)
Liederen
Je hoeft niet bang te zijn
al gaat de storm tekeer.
Leg maar gewoon je hand
in die van onze Heer.
Je hoeft niet bang te zijn
als oorlog komt of pijn.
De Heer zal als een muur,
rondom je leven zijn.
Je hoeft niet bang te zijn
al gaan de lichten uit.
God is er en Hij blijft,
als jij je ogen sluit.
U bent mijn schuilplaats Heer,
U vult mijn hart steeds weer
met een verlossingslied.
Telkens als ik angstig ben
steun ik op U.
Ik vertrouw op U,
als ik zwak ben, ben ik sterk
in de kracht van mijn Heer.
(Opwekking, 176)-
Blijf mij nabij wanneer het avond is
Wanneer het licht vergaat in duisternis
Wanneer geen mens mijn hulpeloosheid ziet
Bid ik tot U o Heer, verlaat mij niet.
Reik mij Uw hand en spreek Uw reddend woord
Wijs mij de weg en leid mij veilig voort
Blijf mij nabij in vreugde en verdriet
Ik heb U lief o Heer, verlaat mij niet.
Wanneer Uw licht mij voorgaat in de nacht
Wanneer ik hoor dat U mij thuis verwacht
Dan weet ik Heer dat U mijn zwakheid ziet
Dan zeg ik dank, want U verlaat mij niet.
De duisternis valt om mij heen
ik ben zo bang, geheel alleen,
ik zie geen eind aan deze nacht,
geen licht dat in de verte lacht.
De wanhoop wordt mij nu te veel,
het duister vliegt me naar de keel,
ik kan niet verder, ik ben bang –
hoelang duurt dit, o God, hoelang?
Wees stil, zo zegt een stem in mij,
hier is Mijn hand, Ik ben erbij,
Ik maak een einde aan de nacht;
hier is het licht: het is volbracht!
Als deze stem maar in mij zingt
wanneer het duister mij omringt,
als deze hand mij maar geleidt
raak ik mijn diepste angsten kwijt.
(André F. Troost)
Een bange al te lange nacht
waaraan geen einde komt –
is dat de toekomst die ons wacht,
een stem die zwijgt, verstomd?
Er schijnt wel hier en daar een ster
en af en toe een maan,
maar al die lichten her en der,
zijn ver bij ons vandaan.
O Zonne der gerechtigheid,
o Christus, licht uit licht,
laat zien hoe dicht Gij bij ons zijt,
laat stralen uw gezicht!
Nog nooit was er zo’n grote angst,
nooit dreigde zo de dood;
of duurt de nacht altijd het langst
vlak voor het morgenrood?
Op U, Heer Jezus, wachten wij,
kom laatste dageraad,
dan is de duisternis voorbij,
dan straalt uw licht gelaat!
Reeds schijnt de zon in al haar kracht,
al zien wij zelf die niet;
de vreugde komt pas na de nacht
vol vreselijk verdriet.
Al duurt het wachten nog zo lang,
wanneer het licht ons groet
klinkt nog veel langer ons gezang
en zien wij: God is goed!
(André F. Troost)
Lied: God zal zorgen
(als het coronavirus dreigt…)
Je jubelt: God zal voor mij zorgen
wanneer ik hulp van Hem verwacht!
Toch kun je bang zijn, bang voor morgen:
één lange, eindeloze nacht.
Geloof wat vast en zeker is:
licht overwint de duisternis!
Je dacht dat God zijn schapen leidde,
het hele leven één groot feest,
tot aan de einder groene weiden –
maar dan: een wond die niet geneest!
Al zal de Herder bij je zijn,
soms ga je door een diep ravijn.
Je meende: Christus is zo machtig,
één woord – het onweer zwijgt al stil.
Je dacht: mijn Vader is almachtig,
de wind gaat liggen als Hij wil.
Maar dan opnieuw: een donderslag,
chaos die niemand eerder zag.
Je fluistert toch dat God zal zorgen
ook als geen zon je tegenlacht?
Houd dat dan vast, want Hij zal morgen
doen wat geen mens meer had verwacht:
dan zal de aarde hemel zijn,
dan zal het eeuwig Pasen zijn!
André F. Troost (melodie: Wie maar de goede God laat zorgen).
Bijbelgedeelten:
God is ons een toevlucht en vesting;
Hij is in hoge mate een hulp gebleken in benauwdheden (Ps 46:1).
Barmhartig en genadig is de HERE
geduldig en rijk aan goedertierenheid.
Zoals een vader zich ontfermt over zijn kinderen
zo ontfermt de HERE zich over wie Hem vrezen.
Want Hij weet wat voor maaksel wij zijn
en blijft bedenken dat wij stof zijn.
De sterveling – zijn dagen zijn als het gras
als een bloem op het veld, zo bloeit hij.
Wanneer de wind erover is gegaan, is hij er niet meer
en zijn plaats kent hem niet meer.
Maar de goedertierenheid van de HEER
is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over wie Hem vrezen
Zijn gerechtigheid is voor de kinderen van hun kinderen
voor wie zijn verbond in acht nemen
en aan zijn bevelen denken om ze te doen.
De HERE heeft zijn troon in de hemel gevestigd,
Zijn Koninkrijk heerst over alles (Ps. 103: 8, 11-19).
Dagboekfragmenten:
‘Want tijd en toeval treffen hen allen…’ Prediker 9:11
Met de woorden toeval en toevallig gaan sommige mensen ontzettend schichtig om. Toeval bestaat niet, zeggen ze meteen, er is niets dat aan Gods aandacht ontsnapt.
Dat is zeker waar, maar gelukkig heeft de Here God niet elk voorvallletje perfect geprogrammeerd. Wat zou dat het leven saai maken. Nee, het leven zit vol verrassingen. Het is zaak daar rekening mee te houden!
Veel dingen lopen daarom anders dan je zou mogen verwachten. Niet altijd winnen de snelste, de sterkste of de slimste mensen. Het pakt soms heel anders uit dan verwacht. Je had alles zo goed gepland en van tevoren bekeken? Maar ineens zakt de beurs gigantisch en storten de huizenprijzen helemaal in. Zonder dat je erop verdacht bent, slaat het kwaad soms keihard toe en zit je opeens hopeloos in de nesten. Zoals een school vissen in een net en een vogel onder een klapnet. Ook een mens kent het moment dat het leven hem meer over-valt dan toe-valt. Plotseling, als een dief in de nacht, slaat dit of dat toe! En alles wankelt. Als we dan maar naar God toevallen. In zijn handen vallen. Ook het toeval heeft een richting. ‘Ik wankel niet, want Hij staat vast: / mijn toevlucht, als het water wast, / mijn rots, mijn enige vertrouwen.’ (P.L. de Jong)
Ik ben het
Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “ik zal er zijn.”’ (Exodus 3:14)
Als ’s avonds erg laat de bel nog gaat, doe je niet zomaar open. Maar is het in orde, alle kans dat je bezoeker roept: ‘Doe nog even open, ik ben het!’ Dan is je aarzeling weg en je bent alleen nog nieuwsgierig wat hij of zij komt doen.
‘Ik ben het!’ Zó dient God zich altijd aan. Want zo is zijn naam: Ik ben, die Ik ben! Op Mij kun je aan als op een rots! ‘Ik ben erbij’, betekent die naam ook. Bij jou! Zoals mijn naam is, ben Ik ook.
Weten de Israëlieten dan niet meer hoe God heet? Zij hadden het kunnen weten. Want God heeft zich aan Abraham, Isaak en Jakob laten kennen als de God die altijd bij hen was. Hij droeg hen door de diepten heen en zegende hen. Mozes, ga dat tegen Israël zeggen! Noem dan die naam. Die naam opent deuren en harten. In hun duisternis zullen ze merken dat Ik voor hun deur sta. Dat Ik tegen hen zeg: Doe open, Ik ben het.
Horen wij dat nog, als de naam van God valt? Ook vandaag klopt Hij op onze deur, hoe vroeg of hoe laat het ook mag zijn. Hij zegt: Doe open, want Ik ben het. Wie kan de deur dan nog dichthouden! (P.L. de Jong).
Nooit zonder Jezus
‘In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.’ Johannes 1:1
De wereld was nooit zonder Jezus en zal nooit zonder Hem zijn. Daar is de evangelist Johannes diep van overtuigd. Want als het over Jezus Christus gaat – daar is letterlijk geen begin of eind aan. Geen eind. Het verhaal van Jezus zal pas eindigen als Hij komt op de wolken van de hemel.
Maar waar begon het eigenlijk? Begon de geschiedenis van Jezus in Bethlehem? Of nog eerder in Nazareth bij Maria? Of nog eerder bij de profeten, die Jezus’ komst voorzegden?
Als Johannes erover nadenkt, wordt hij stil van aanbid¬ding. Hij beseft dat er geen begin is. Jezus was er eigenlijk altijd al. In een oerbegin van alles. Toen God een begin maak¬te, was Hij er al. Als het Woord dat van God uitging, dat aan alles vooraf ging en dat zélf God was. Een wereld zonder Jezus is voor Johannes ondenkbaar. Dat is voor ons, in deze coronacrisis, een heel bemoedigende gedachte. Het mag soms heel donker en eenzaam zijn in deze wereld, maar Jezus is er altijd. Zoals de Psalmdichter zegt: ‘Gij omgeeft mij van achteren en van voren en Gij legt uw hand op mij!’ (Ds. P.L. de Jong)
Nabij
In Jeremia 23 openbaart God zich als Degene die Nabij is. Ben ik een God van nabij, luidt het woord des Heren, en niet een God van verre? Zou zich iemand in schuilhoeken kunnen verschuilen, dat Ik hem niet zou zien? luidt het woord des Heren. Vervul Ik niet de hemel en de aarde? Luidt het woord des Heren (Jer. 23:24).
Wij begrijpen God niet, ook wij christenen begrijpen Hem niet. Wij begrijpen niet, dat Hij voor ons gevoel vaak zwijgt, wij begrijpen niet waarom hij de duivel niet allang heeft gewurgd…
Maar dan geschiedt het, dat Hij het zwijgen verbreekt en dat Hij begint te spreken. Hij spreekt in het Aramees en toch verstaan wij Hem. Hij spreekt als een ongeletterde timmermansknecht, en toch zijn het woorden die niemand anders vermag te spreken, geen wijsgeer, staatsman of veroveraar. En wat Hij zegt noemen we Gods Woord, een wonderlijk woord: God, de Eeuwige, wil ons nabij zijn en ons helpen. Hij wil ons geleiden. Hij wil ons sterken en meer dan dat: Hij wil ons verlossen. Hoor hoe zijn trouwe, liefdevolle hart klopt: Uw zonden zijn u vergeven, sta op en wandel, bid en u zal gegeven worden, Ik ben met U alle dagen tot aan het einde van de aarde. Zo klopt het hart des Heren ons in de oren. (Kaj Munk)
De Goede Herder
Jezus zegt: Ik ben de Goede Herder. Als Hij zichzelf zo typeert, als herder, dan is dan niet om te gaan poseren voor een zelfportret met pasteltinten. Herder-zijn is voor Hem bloedige ernst. Op stukgelopen voeten loopt Hij over de scherpe stenen, op zoek naar de lammeren die gevallen zijn, die van de kudde zijn kwijtgeraakt, die misschien in de doornen zijn blijven steken. Hij gunt zichzelf geen rust, dag en nacht, tot Hij ze weer gevonden heeft. De roofdieren die de kudde belagen zijn geen kleine vossen, die alleen gevaarlijk zijn voor de lammeren; het zijn wolven die ook de Herder zelf hun felle tanden laten zien. Zijn rustplaats is niet een mooi plekje op de hei, in het zachte mos, maar het is de heuvel Golgotha, hoofdschedelplaats. Ik ben de Goede Herder, dat betekent niets minder dan dat Hij zijn leven inzet voor zijn schapen.
Dit is de herder die we onze Herder mogen noemen. Naar Hem luisteren we en we willen geen andere stem horen dan de zijne. Zijn bloedige handen en voeten, zijn geschonden rug, de bloedvlekken op zijn voorhoofd, waarop het zweet parelt, dat alles getuigt van zijn zorgen voor ons. Hij gaf niet op, maar betaalde liever de prijs die van Hem werd gevraagd, dan dat Hij ons zou laten in de macht van de wolven. En we mogen weten dat we Hem toebehoren en niet onszelf. (Kaj Munk)
Elke tijd is Gods tijd
Alles heeft Hij (God) voortreffelijk gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd.
Het leven zit vol tegenstellingen: mooie en lelijke dingen, ups en downs, zegen en sores, kansen en valkuilen. Prediker noemt er een hele rij op. In onze tijd hebben we te maken met de coronacrisis, die de hele wereld in de greep houdt.
Voor alles is er uur en tijd bij God, zegt Prediker. Alleen – met alle respect voor God die alles voortreffelijk heeft gemaakt en ook de eeuw, oftewel het gevoel voor de Eeuwige, in ons hart heeft gelegd – wat is het moeilijk voor een mens door heel deze wirwar héén te kijken en er ergens zin of doel in te ontdekken! Dat lukt ons gewoon niet. Hooguit even, soms, als in een flits. Maar heel vaak begrijp je niets van de zin van wat je overkomt. De dingen lijken maar zo te gebeuren en zich door geen gebed te laten ophouden. Daar kun je heel somber van worden.
Prediker doet dat niet. Hij doet geen poging Gods tijd te begrijpen, maar hij laat zich daardoor ook niet somber maken. Voor hem staat eenvoudig vast dat elke tijd van God is. Dat te weten mag ook ons genoeg zijn. Geen enkele tijd in ons leven, ook niet de meest verdrietige, is daarom reden tot wanhoop. Paulus zou zeggen: Hetzij wij leven, hetzij wij sterven, wij zijn van de Here!(Ds. P.L. de Jong)
Uitzien
‘En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde…..’ lezen we in Openbaring 21:22.
De schrijver van die woorden is oude man. Hij leeft onder moeilijke omstandigheden. Eenzaam, verbannen op het eiland Patmos. Veel van wat hem lief was, velen die hem lief waren, is hij kwijt. Hij heeft veel reden om te klagen over het verleden, over de verliezen die hij leed. Maar dat doet hij niet, integendeel.
Oppervlakkig gezien, had hij niets te verwachten. Toch heeft hij de ogen open voor de toekomst. Wat ziet hij? Het nieuwe Jeruzalem wordt hem getoond. In die stad is geen tempel. De Here zelf is daar de tempel. Temidden van zijn aardse ellende, bij alle verdriet en beproeving, houdt hij dat voor ogen. Dat houdt hem staande, daar put hij kracht uit.
Dit is het deel van allen die in de Here Jezus geloven. Als u uw zaligheid buiten uzelf hebt gevonden, in het volbrachte werk van Jezus Christus, dan mag u weten dat God niet beschaamt die op Hem en zijn beloften vertrouwen.
God met ons
De naam Immanuël komt maar een paar keer in de bijbel voor, maar hij is zo tekenend. Het is de kortste samenvatting van de Bijbel. God met ons – want dat betekent het. Als je die naam op je laat inwerken kan er van alles gebeuren. Je kunt denken: dwaasheid: kijk eens naar alle ellende in de wereld. Je kunt denken: ja hoor, nu het moeilijk is, krijg je kracht naar kruis en als het straks weer beter mag gaan is dat een zegen van God. Je kunt denken: wij strijden voor een goede zaak in een kruistocht tegen het kwaad en God staat aan onze kant. Maar let op: dan hebben we van de naam een spreuk gemaakt, een leuze. Immanuël is een naam, Iemand. In Jezus is God met ons. Of God al dan niet met ons is, moet je niet afleiden uit je leven met al z’n ups en downs, maar in al die ups en downs moet je je concentreren op Jezus en dán durven zeggen: God is met ons! Voelt u het verschil?
(G. de Kruijf).
Verborgen omgang
‘Vertrouwelijk gaat de HERE om met wie Hem vrezen.’ (Ps. 25:14).
In de berijming is deze bijbeltekst op rake wijze weergeven: ‘Gods verborgen omgang vinden zielen waar zijn vrees in woont.’ Het komt op vinden aan. Je hebt God en zijn omgang niet zomaar. De tegenwoordigheid van God is verborgen. Daar kun je zomaar aan voorbij leven. Je moet stil en geruisloos leven om God, werkelijk Gòd te vinden. Dat vraagt aandacht en eerbied. De Heilige Geest moet er ruimte, stilte en aanbidding voor scheppen in ons hart. Dat is de vreze des Heren. Dat is: het respect waarin we verwonderd, verrast, verblijd het wonen en werken van God onder ons zien, Hem ervoor prijzen en het vertrouwen van ons hele leven erop zetten. Dat is bekering en wedergeboorte. In deze vreze des Heren komt het hart tot rust, het leven tot zijn bestemming, de ziel tot vrolijkheid en de mens treedt in de verborgen omgang met God.
Wij klagen erover dat het zo broos en vaag blijft; zo ver en vaag. We kunnen het nauwelijks grijpen. Telkens ontglipt het ons weer, schijnt de vertrouwde stem weer weg te zijn en zitten wij tussen de kale wanden van ons verloren bestaan. Maar dan ook zwelt het weer aan en wordt ons hart weer warm en vol en weten wij het opnieuw: wij zijn niet zonder God en zonder hoop in deze wereld. Wij kennen Gods verborgen omgang, zij het gedurig van verre, en daarom is er verwachting, voor het leven en voor de dood, voor de gemeenschap en voor de wereld. Want in die verborgen omgang spreekt God ons voortdurend van zijn heerlijkheid die over de aarde en over alles wat mens is komen zal. Daarom kunnen wij niet vertwijfelen.
(A.A. van Ruler).
In 8 ligt de kracht
‘En wij weten, dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede…’ (Rom. 8: 28). Een eenvoudige vrome man hoorde ik eens zeggen: ‘In Romeinen 6 ligt de les, in Romeinen 7 het leven, in Romeinen 8 ligt de kracht en in 9 ligt de zegen!’ Zulke loopjes vergeet je nooit meer. Op de les over toewijding aan God (hoofdstuk 6) volgt inderdaad een aangrijpend getuigenis van de strijd van het verscheurde gelovige hart: zo is en blijft het leven van een kind van God (hoofdstuk 7)! Maar dan komt hoofdstuk 8. Daarin hoor je veel zuchten en heel veel getob. Tjongejonge, denk je, wat kan die Paulus zuchten. Maar in 8 ligt de kracht! Het is kracht die zwakken sterkt en troost. Het zuchten gaat over in zingen: ‘Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?’, schrijft Paulus. ‘Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Here.’
Voor veel mensen is dit een van de meest troostvolle woorden uit de Bijbel: niets kan ons scheiden van de liefde van God! Dat we deze woorden zo mooi vinden, zal wel komen omdat er zo veel momenten zijn dat we niets en dan ook echt niets van de nabijheid van God voelen. En het helemaal aankomt op ons geloof! Ons vaste vertrouwen op zijn belofte en op deze woorden van Paulus uit zijn brief aan zijn broeders en zusters in Rome. Waarom schrijft hij die woorden?
Omdat hij zelf vaak heeft gemerkt dat zo veel krachten hem hinderen en tegenwerken. Variërend van zijn eigen ‘ouwe ik’, tot zeurbroeders en zanikzusters, politieke machten, demonische krachten. Haast alles en iedereen, zo lijkt het weleens, wil je scheiden van je vreugde in God en de zekerheid van zijn liefde.
Maar God zij dank: niets kán ons scheiden van Hem. Want God heeft zichzelf niet gespaard. Met Jezus zal Hij ons alle dingen schenken. Zolang wij dat weten of anderen ons dat weer zeggen, is dit inderdaad een van de mooiste teksten uit de Bijbel. Het is waar: in Romeinen 8 ligt de kracht!’ (Ds. P.L. de Jong).
Vreugde
‘Zend Uw licht en Uw waarheid, laten die mij leiden, mij brengen tot Uw heilige berg, en tot Uw woningen, zodat ik kan gaan naar Gods altaar, naar God, mijn blijdschap, mijn vreugde. (Ps. 43:3 en 4).
De toekomst van God is de voltooide vreugde over alles wat Hij geschapen, verzoend en verlost heeft. Het komt er zeer op aan dat we dit vasthouden in heel ons leven. Ook als ons leven moeilijk en donker is geworden. Dan zoeken we de weg terug tot God. En dan moeten we goed weten wat we aan het einde van deze weg vinden. Daar vinden we niet de berusting, maar de vreugde. Het beste van het leven is niet de berusting. Dat is veeleer een boze nachtmerrie die zich soms van ons meester maakt. Dan zeggen we: de dingen zijn nu eenmaal niet anders, alles komt zoals het komen moet, je moet je er maar bij neerleggen, mee verzoenen. Dat is geen kennis van God, dat is de demonische waan van het noodlot. Het beste van het leven in de vreugde, waarin we ons verheugen over het bestaan omdat het gered is uit het verderf.
God is bezig met de wereld en Hij is er op heilzame wijze mee bezig. Hij redt haar uit het verderf. En wie Hem zo ken t ni deze heilzame tegenwoordigheid op aarde, diens leven wordt doortrokken van een bruisende vreugde. Daarom kan dit licht ook blijven branden in de meest donkere nacht van ons leven. Als we maar aan God gedachtig zijn en als we ons maar herinneren wat Hij doet en hoe Hij het bedoelt, kunnen we in al ons verdriet en in al onze angst omvangen worden door het hoge lied van de vreugde dat om ons heen zingt en dan vanzelf ook dóór ons heen gaat zingen. Maar één ding moeten we niet vergeten. Om werkelijk deze God van de jubelende vreugde te vinden, moeten we opgaan tot zijn altaren. Alleen daar wordt Hij gevonden. Alleen in het offer is Hij aanwezig. Van zijn kant heet dat verzoening. In het offer wordt de schuld van de zonde verzoend. Van onze kant heet dat verbrijzeling. In het offer wordt het hart van de mens gebroken. Alleen door met Hem mee-gekruisigd te sterven en door duizend doden heen te gaan, zó dat we volledig van onszelf ontledigd worden en onszelf kwijtraken, vinden wij werkelijk God en kunnen wij werkelijk leven in zijn vreugde.
(A.A. van Ruler).
Ik geloof
‘Ik geloof dat God uit alles, ook uit het slechtste, iets goeds kan en wil laten ontstaan. Hiervoor heeft Hij mensen nodig die met alles hun voordeel doen. Ik geloof dat God ons in iedere moeilijke situatie zoveel weerstandsvermogen geeft als we nodig hebben. Maar Hij geeft het niet vooraf, opdat wij niet op onszelf, maar op Hem vertrouwen. Dit geloof zou alle angst voor de toekomst moeten overwinnen. Ik geloof dat ook onze fouten en vergissingen zin hebben en dat het voor God niet moeilijker is deze te gebruiken dan de daden waarvan wij denken dat ze goed zijn. Ik geloof dat God geen noodlot is buiten de tijd maar dat Hij wacht op eerlijk bidden en verantwoord handelen en hierop antwoord geeft.’ (D. Bonhoeffer).
Ik geloof
Ik geloof met hart en ziel in het evangelie van Jezus Christus. Dat evangelie is de kracht die de wereld overwint en verlost. Toch is het een geloof dat vaak wordt aangevochten en soms wordt het helemaal ondersteboven gekeerd. Dat heeft hiermee te maken: als je de kracht van het evangelie wilt ontdekken, kom je uit op een heel onwaarschijnlijke plek: een kribbe…. een kruis….
Tegenover geweld en macht lijkt dat weinig te betekenen. Toch ligt in het evangelie de hoop voor deze wereld. Dat blijft mijn houvast, uiteindelijk omdat God God is. In Hem geloof ik met hart en ziel.
(Ds. L. Wüllschleger).
In vrede slapen
‘In vrede kan ik mij te ruste begeven en aanstonds inslapen, want Gij alleen, o HERE, doet mij veilig wonen.’ Psalm 4:9
Nogal wat mensen hebben moeite met inslapen. Uren liggen ze wakker, soms nacht na nacht. Niet alleen volwassenen die gestresst zijn door hun werk, tobben over hun huwelijk of zich grote zorgen maken over een van hun kinderen of kleinkinderen. ‘s Nachts komt het plaatje van je leven soms heel zwart-wit op je af en dan lig je wakker. Voor je gevoel is dat eindeloos. Om wanhopig van te worden, nergens heb je meer grip op. Je geloof zakt weg. O, als ik nu maar eens even kon slapen…
David lijkt daar geen last van te hebben. ‘In vrede kan ik mij te ruste begeven en aanstonds inslapen,’ zo hoor je hem zeggen. Ik slaap zo in, zegt hij. In vrede en gerust in God. Niet dat zijn leven op dit moment zo vredig is. Bepaald niet. Hij is op de vlucht voor Saul en zijn vrienden beginnen de moed te verliezen. Wie zal ons het goede doen zien? zeggen ze uitdagend tegen David. Vertrouw je nog steeds op God? David zegt niets. Hij bidt: HERE, verhef Gij over ons het licht van Uw aangezicht! En dan: welterusten! Onder Gods ogen kunnen wij onze ogen gerust dicht doen. Ons leven is in zijn hand.
(P.L. de Jong)
Rust
Jezus zegt: Hier met al die vermoeienis! Ik zal u rust geven. Schitterend. Maar wat een pretenties! Wie kan dat nu zeggen? En gesteld dat iemand één ander mens rust kan geven – dat is iets geweldigs, maar wie kan dat universeel zeggen, gééstelijk, zonder dat je hem ziet? Zo iemand speelt voor God! Je moet maar durven. Jezus doet het. Maar wat is zijn medicijn? Een nieuwe gedachte? Een nieuwe leer? Nee – dan zou Hij zelf een van die wijzen en verstandigen zijn. Het gaat dieper. Kom tot Mij! Niet: tot mijn leer. Maar: tot Mij. Hier met al die onrust. Kom, koop zonder geld. Deze kant op! Bij Mij is de levenskracht. Maar hoe werkt dat dan? Dat is het verborgen ding. Het is dit: God wil gemengd worden in ons falen. Dat is het geheim van Jezus zelf: Hij prijst God oog in oog met zijn falen onder wijzen en verstandigen. Hij geeft zijn geest in de handen van zijn Vader als Hij zich van God en mensen verlaten voelt. Er is geen intensere gemeenschap dan die waarin het falen gedeeld wordt. Daarin maak je vrienden voor het leven. Gedeelde smart is halve smart. Wijzen en verstandigen leven uit de gedachte dat God helpt wie zichzelf helpt. Maar Jezus kent God als één die gemengd wil worden in de lasten. De zwaarste last is dat je jezelf van bovenaf bekijkt. Jezus zegt dat God ons van beneden af bekijkt. Dat is een hele rust!
(G. de Kruijf)
Citaten
Wij leven in de vreze des Heren en daarom zonder angst (J. Koopmans)
Geloven is: het erop aan laten komen dat er niets op ons aankomt, omdat alles op Christus aangekomen is (J. Koopmans)
‘Schroom niet om een onbekende toekomst te leggen in de handen van een bekende God.’ (Corrie ten Boom)
(Over God – Vader, Zoon en Heilige Geest):
Als spreken niet genoeg is, komt Hij.
Als komen niet genoeg is, troost Hij
(Noordmans)
Gedicht
Mijn tijden, Heer, zijn in uw hand,
ik wens niet anders meer;
‘k vertrouw aan U mijn leven toe,
aan U alleen, o Heer.
Mijn tijden, Heer, zijn in uw hand,
ik wens niet anders meer;
‘k vertrouw aan U mijn leven toe,
aan U alleen, o Heer.
Mijn tijden, Heer, zijn in uw hand;
en hoe zij mogen zijn,
U weet wat ’t beste voor mij is,
’t zij nacht of zonnenschijn.
Mijn tijden, Heer, zijn in uw hand;
ik vrees niet, want ik weet:
mijns Vaders hand veroorzaakt nooit
zijn kind onnodig leed.
Mijn tijden, Heer, zijn in uw hand;
ik rust nu in uw trouw
tot ik dit aards toneel verlaat
en uw gelaat aanschouw.
Liederen
‘k Stel mijn vertrouwen op de Heer mijn God,
want in zijn hand ligt heel mijn levenslot.
Hem heb ik lief, zijn vrede woont in mij,
‘k Zie naar Hem op en ‘k weet: Hij is mij steeds nabij.
Ruwe stormen mogen woeden,
alles om mij heen zij nacht,
God, mijn God zal mij behoeden,
God houdt voor mijn heil de wacht.
Moet ik lang zijn hulp verbeiden,
zijne liefde blijft mij leiden:
door een nacht, hoe zwart, hoe dicht,
voert Hij mij in ‘t eeuwig licht.
(Weerklank 365: 6)
O Jezus, hoe vertrouwd en goed
klinkt mij uw naam in ‘t oor
uw naam die mij geloven doet:
Gij gaat mij reddend voor
Zolang Gij nog onzichtbaar zijt
een zon diep in de nacht
roep ik uw nadering reeds uit
omdat ik U verwacht.
God zij geprezen met ontzag.
Hij draagt ons leven dag aan dag,
zijn naam is onze vrede.
Hij is het die ons heeft gered,
die ons in ruimte heeft gezet
en leidt met vaste schreden.
Hij die het licht roept in de nacht,
Hij heeft ons heil teweeggebracht,
dat wordt ons niet ontnomen.
Hij droeg ons door de diepte heen,
de Here Here doet alleen
ons aan de dood ontkomen.
(Ps. 68:7)
Mijn God, Gij zijt mijn toeverlaat,
naar U, Heer, strekt zich mijn verlangen.
Mijn hart wil niets dan U ontvangen,
die leven zijt en leven laat.
O Heer, mijn ziel en zinnen smachten
en dorsten naar U in een land,
waarop de zon verzengend brandt, –
schenk Gij mijn leven nieuwe krachten.
Eens zag ik in uw tempelhof
U in uw glorie hoogverheven,
wiens gunst mij meer is dan het leven,
mijn lippen stamelden uw lof.
Mijn leven lang wil ik U prijzen,
uw naam aanbidden, want Gij voedt
mij met uw kracht, Gij schenkt mij moed.
O Heer, ik wil U dank bewijzen.
Wanneer ik wakend in de nacht
mijn geest bij U, Heer, laat vertoeven,
dan mag ik weer uw goedheid proeven;
uw hulp wordt nooit vergeefs verwacht.
Waar zich uw vleugels breed ontvouwden,
zing ik mij van mijn zorgen vrij.
Mijn ziel, Heer, is U zeer nabij,
door uw hand word ik vastgehouden.
(Ps. 63:1, 2 en 3).
Hoe wonderlijk mooi is uw eeuwige Naam.
Verborgen aanwezig deelt U mijn bestaan.
Waar ik ben, bent U: wat een kostbaar geheim.
Uw naam is ‘Ik ben’ en ‘Ik zal er zijn’.
Een boog in de wolken als teken van trouw,
staat boven mijn leven, zegt: Ik ben bij jou!
In tijden van vreugde, maar ook van verdriet,
ben ik bij U veilig, U die mij ziet.
De toekomst is zeker, ja eindeloos goed.
Als ik eens moet sterven, als ik U ontmoet:
dan droogt U mijn tranen, U noemt zelfs mijn naam.
U blijft bij mij Jezus, laat mij niet gaan.
‘Ik ben die Ik ben’ is uw eeuwige naam.
Onnoembaar aanwezig deelt U mijn bestaan.
Hoe adembenemend, ontroerend dichtbij:
uw naam is ‘Ik ben’, en ‘Ik zal er zijn’.
O Naam aller namen, aan U alle eer.
Niets kan mij ooit scheiden van Jezus mijn Heer:
Geen dood en geen leven, geen moeite of pijn.
Ik zal eeuwig zingen, dicht bij U zijn. (Sela)
Lied: Slechts één houvast
Ik heb slechts één houvast in leven en in dood:
mijn trouwe Heiland Die Zijn kostbaar bloed vergoot,
heeft heel de prijs betaald voor al mijn schuld en zonden,
Hij heeft mij vrijgekocht, uit satans strik ontbonden;
ik heb de zeggenschap over mijzelf verloren,
met lichaam en met ziel mag ik Hem toebehoren
Nu ik van Hem mag zijn, word ik door Hem bewaard:
zonder mijn Vader valt geen haar van mij ter aard’
en wat mij overkomt, werkt aan mijn redding mede.
Zijn Geest doet mij met vreugd Hem dienen in dit heden
en Hij getuigt in mij, is mij tot pand gegeven:
Hij geeft mij heden reeds het eeuwig, zalig leven.
(Weerklank, 366:1 en 2, berijming zondag 1 Heidelbergse Catechismus)
Al heeft Hij ons verlaten,
Hij laat ons nooit alleen.
Wat wij in Hem bezaten
is altijd om ons heen
als zonlicht om de bloemen
een moeder om haar kind.
Teveel om op te noemen
zijn wij door Hem bemind.
Al is Hij opgenomen,
houd in herinnering,
dat Hij terug zal komen,
zoals Hij van ons ging.
Wij leven van vertrouwen,
dat wij zijn majesteit
van oog tot oog aanschouwen
in alle eeuwigheid. (NLB 663)
Op U alleen, mijn licht, mijn kracht
Stel ik mijn hoop, U zorgt voor mij.
Door golven heen, door storm en nacht
Leidt mij Uw hand. U blijft nabij.
Uw vrede diep, uw liefde groot
Verjaagt mijn angst, verdrijft de dood
Mijn vaste rots, mijn fundament
U bent de grond waarop ik sta.
(NLB 939:1)
Mijn tijden, Heer, zijn in uw hand,
ik wens niet anders meer;
‘k vertrouw aan U mijn leven toe,
aan U alleen, o Heer.
Mijn tijden, Heer, zijn in uw hand;
en hoe zij mogen zijn,
U weet wat ’t beste voor mij is,
’t zij nacht of zonnenschijn.
Mijn tijden, Heer, zijn in uw hand;
ik vrees niet, want ik weet:
mijns Vaders hand veroorzaakt nooit
zijn kind onnodig leed.
Mijn tijden, Heer, zijn in uw hand;
ik rust nu in uw trouw
tot ik dit aards toneel verlaat
en uw gelaat aanschouw.
Is God de Heer maar voor mij,
wat zou mij tegen zijn?
Ik roep: ‘Ach Here, hoor mij!’
En wat mij kwelt wordt klein.
Al heeft zich ook verheven
de macht van hel en dood,
ik heb voor heel mijn leven
in God mijn bondgenoot.
De grond van mijn vertrouwen
is Christus, – in zijn bloed
is voor wie op Hem bouwen
Gods heil in overvloed.
Ik vind in eigen leven
niets lieflijks hier op aard;
wat Hij mij heeft gegeven
alleen is minnenswaard.
Wat er mij ook gebeure,
in eeuwigheid zijt Gij,
en wat ter wereld, Here,
zou scheiden U en mij?
Al tonen zich verbolgen
de groten van de tijd,
geen honger of vervolging,
niets dat mij van U scheidt.
(Paul Gerhardt, Liedboek voor de Kerken, 90).
Bijbelgedeelte
“Wend U tot mij en wees mij genadig,
want eenzaam ben ik en ellendig.
De benauwdheden mijns harten hebben zich uitgebreid,
voer mij uit mijn angsten.
Zie op mijn ellende en mijn moeite,
en vergeef al mijn zonden.
Zie, hoe talrijk zijn mijn vijanden,
en met welk een boosaardige haat haten zij mij.
Bewaar toch mijn ziel en red mij;
laat mij niet beschaamd worden, want bij U schuil ik.
Vroomheid en oprechtheid mogen mij behoeden, want U verwacht ik.”
Ps. 25: 16-21)
Psalm 84: 2 – 5 (n.a.v. het gemis van de kerkdienst)
Hoe lieflijk zijn Uw woningen, HERE van de legermachten, Mijn ziel verlangt, ja, bezwijkt zelfs van verlangen naar de voorhoven van de HERE; mijn hart en mijn lichaam roepen het uit tot de levende God. Zelfs vindt de mus een huis en de zwaluw haar nest, waarin zij haar jongen legt: bij Uw altaren, HERE van de legermachten, mijn Koning en mijn God. Welzalig zijn zij die in Uw huis wonen, zij loven U voortdurend.
Matthéüs 26: 37 – 46, Jezus in Gethsemané
En Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeüs met Zich mee en begon bedroefd en zeer angstig te worden. Toen zei Hij tegen hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot de dood toe; blijf hier en waak met Mij. En nadat Hij iets verder gegaan was, wierp Hij Zich met het gezicht ter aarde en bad: Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan. Maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt. En Hij kwam bij de discipelen en trof hen slapend aan en Hij zei tegen Petrus: Kon u dan niet één uur met Mij waken? Waak en bid, opdat u niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.
Opnieuw, voor de tweede keer, ging Hij heen en bad: Mijn Vader, als deze drinkbeker aan Mij niet voorbij kan gaan zonder dat Ik hem drink, laat Uw wil dan geschieden. En toen Hij bij hen kwam, trof Hij hen opnieuw slapend aan, want hun ogen waren zwaar geworden. En Hij liet hen achter, ging nogmaals heen en bad voor de derde keer met dezelfde woorden. Toen kwam Hij bij Zijn discipelen en zei tegen hen: Slaap nu maar verder en rust; zie, het uur is nabijgekomen dat de Zoon des mensen overgeleverd wordt in de handen van zondaars.
Dagboek-fragmenten:
Drie donkere dagen
Drie dagen lang konden de mensen elkaar niet zien en kon niemand een stap verzetten. Maar waar de Israëlieten woonden was het licht. (Exodus 10:23)
Duisternis! Wie weet nog wat dat is? Hoeveel lampen branden er ’s avonds niet in één kamer? En in één straat? Alleen als de stroom uitvalt en heel de wijk ineens donker is, voel je er iets van. In Egypte helpen ook geen kaarsen meer. De duisternis is zo beklemmend, dat niemand zich meer durft te verroeren. Het is een voorbode van de laatste plaag: de dood. Want duisternis en dood zijn twee woorden die overal in de Bijbel op elkaar rijmen. Terwijl God een God van licht is. Vandaar dat de Israëlieten op hetzelfde moment in het licht leven. Maar is dat altijd zo, vraag je misschien? Onze ervaring is nogal eens anders.
Wat kan het soms donker in je leven zijn. Langer dan drie dagen! En wat kan de dood je beangstigen, al geloof je vast dat je een kind van God bent. Het is dan alsof je in Egypte woont en niet in het licht van God. En toch: denk aan die andere keer toen God het donker liet worden. Drie uur lang! Hij, Jezus, werd verlaten, opdat wij nooit meer eenzaam zouden zijn.
Mijn licht, mijn heil is Hij, mijn God en Here!
Waar is het duister dat mij onheil baart?
(P.L. de Jong)
Je bent niet alleen
Alleen je eigen hart kent je diepste verdriet, in je vreugde kan een ander niet delen. (Spreuken 14:10)
Ook al beschikken we over de gave ons heel makkelijk te uiten en anderen te doen delen in onze vreugde of ons verdriet, er is toch niemand die werkelijk voelt hoe het trilt of huilt in de diepere schachten van je ziel. Daar kan een ander, zelfs iemand die je heel goed kent, niet bij. En zo kan een mensenhart een zeldzaam eenzame plek zijn. Een plek die lokt, vooral in tijden van verdriet, omdat je je vaak alleen daar echt veilig voelt.
Alleen ben ik en zóek alleen te wezen.
Alleen ben ik meer dan een ander wezen. (Leopold)
Maar op deze plek houden we het niet uit met onszelf. Daar moet je niet te lang blijven zitten. En dank God: er is door Jezus Christus een weg. Van ons eenzame hart tot het troostend hart van God. ‘Als een hert dat verlangt naar water, zo verlangt mijn ziel naar U!’ Wij zijn niet alleen, zegt Paulus later. Niets kan ons scheiden van God. Hij is dichter bij dan wij denken. Meer dan een moeder troost, troost Hij het eenzame hart. (P.L. de Jong)
Zonder slaap
Ik ben slapeloos, ik gelijk op een eenzame vogel op het dak (Ps. 102:8)
Ligt u ook weleens wakker? Je moest het eens weten, zegt u misschien. Juist ’s nachts komt alles op mij af. Dan zie ik er helemaal niet meer doorheen. ’s Nachts lijkt alles nog veel erger. Je staat op en kijkt door het raam: heel de straat is donker. In een enkel huis brandt nog licht. Je voelt je als eenzame vogel op het dak.
HERE, hoor mijn gebed, zo begint Psalm 102. Er volgt een aangrijpend relaas. Over pijn die niet ophoudt, over kracht die als water wegvloeit, over slapeloosheid. Terwijl iedereen slaapt, vecht deze mens een eenzame strijd voor God.
Daar is God niet ver weg. Nee, want wie er ook slaapt, Hij niet! In Jezus Christus is Hij heel dichtbij gekomen. In die eenzaamheid en slapeloosheid. Kunnen jullie niet één uur met Mij waken, vroeg Jezus in Gethsemané. Sindsdien zijn we nooit meer alleen.
De Heer brengt al uw heil tot stand. Des daags en in de nacht, houdt Hij voor u de wacht.
(Ds. P.L. de Jong)
Stilte
De coronacrisis brengt een hoop rumoer met zich mee. Elke dag is er het nieuws, de laatste cijfers, de stand van zaken, de ontwikkelingen wereldwijd.
Tegelijk zit u alleen thuis. De stilte overvalt u. Er is niemand in huis met wie u spreken kunt. U hoort alleen het geluid dat u zelf maakt.
David zegt in Ps. 62: Immers is mijn ziel stil tot God.
Toen David dat lied zong maakte hij een zeer moeilijke tijd door. Vijanden hadden het op zijn leven voorzien. Ze waren op zijn ondergang uit. Maar David wanhoopt niet. Hij is niet bang. Want Hij weet de weg naar de troon van God, ook en juist in de benauwdheden, in de vragen en problemen die hij heeft. In de stilte wendt Hij zich tot God. Om alles wat zijn hart bezwaart aan Hem voor te leggen.
Dan wordt het ook stil van binnen. De onrust verdwijnt, de angst gaat wijken. Hij rust aan het vaderhart van God. Mijn ziel is immers stil tot God.
Als David zijn God niet had, dan wist hij zich een eenzaam en verloren mens. Maar hij heeft zijn God. ‘Ik heb mijn God, dat is genoeg, ik wens mij niets daarnevens.’
De Psalmen zijn ons overgeleverd; God de Here, heeft ze ook bestemd voor u, in deze tijd. Hij wil u door dit Woord leren bij Hem te schuilen. Hij verbindt zijn Geest aan zijn Woord. Opdat u daarop uw vertrouwen stelt en met David meezingt: ‘Van Hem is mijn heil.’
Je hart uitstorten
Ik ben alleen.
Er is niemand bij wie ik mijn hart kan uitstorten.
Dus doe ik dat bij mezelf
en bij God, tot wie ik roep.
Het is goed je hart uit te storten in de eenzaamheid,
en het leed niet in jezelf op te vreten.
(Dietrich Bonhoeffer).
Citaat
Stilte is de zendtijd van de Heilige Geest
Gebed
Heer mijn hart is ziek van verdriet,
die mij lief was is dood,
er is leegte waar geen taal voor is,
mijn woorden strompelen naar U toe,
mijn gedachten struikelen,
God vang mij op,
ik ben zo radeloos moe.
Nu ik weet wat verdriet is
laat mij ook weten wat troost is.
Het is zo donker,
toon Uw gezicht,
laat mij het licht zien
van Uw ogen.
(Jaap Zijlstra)
Bijbelgedeelten:
De verschijning van Jezus op het meer (Mattheüs 14: 26 – 32)
En toen de discipelen Hem over de zee zagen lopen, raakten zij in verwarring en zeiden: Het is een spook! En zij schreeuwden van angst. Maar meteen sprak Jezus hen aan en zei: Heb goede moed, Ik ben het; wees niet bevreesd. Petrus antwoordde Hem en zei: Heere, als U het bent, geef mij dan bevel over het water naar U toe te komen. Hij zei: Kom! En Petrus klom uit het schip en liep op het water om bij Jezus te komen. Maar toen hij op de sterke wind lette, werd hij bevreesd, en toen hij begon te zinken, riep hij: Heere, red mij! Jezus stak meteen Zijn hand uit, greep hem vast en zei tegen hem: Kleingelovige, waarom hebt u getwijfeld? En toen zij in het schip geklommen waren, ging de wind liggen.
De verschijning van Jezus aan het meer van Galilela (Mattheüs 28: 16 – 20)
En de elf discipelen zijn naar Galilea gegaan, naar de berg waar Jezus hen ontboden had. En toen zij Hem zagen, aanbaden zij Hem, maar sommigen twijfelden. En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen.
Aan de rand
Er is geen plek denkbaar waar God je niet hoort. Je had er niet op kunnen rekenen, al heb je het nog zo vaak gehoord – maar het blijkt: God redt wie reddeloos verloren is. Dat heet genade. Als er niets meer is wat mijn leven rechtvaardigen kan, als ik nergens meer op kan bouwen, blijkt God mij bij te staan. Dat is het wonder waarvan de bijbel zingt. Zelfs als wij Gods eigen Zoon naar de hel verbannen hebben, is dat niet het einde, maar het nieuwe begin, het keerpunt. Dat verhaal wordt u verteld, opdat het u te binnen schiet als u zelf aan de randen van uw bestaan raakt: angst, schuld, verlatenheid, als niemand meer naar u kijkt, als het tijd wordt voor een ‘schietgebed’.
(G. de Kruijf).
Citaten
Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U (Augustinus).
Dit is het geheim,
dat wij niets begrijpen, tenzij wij begrijpen dat we begrepen worden;
dat wij niets kennen, tenzij wij bekennen, dat we gekend worden.
(Miskotte)
Gedichten
Dit ene weten wij en aan dit één
houden we ons vast in de duistere uren:
er is een Woord dat eeuwiglijk zal duren,
en wie ’t verstaat, die is niet meer alleen.
(H.Roland Holst).
Strijd
’t Leven van Gods kinderen
is hier één lange strijd.
Wat echter ook mag hinderen,
Hen wacht de zaligheid
De satan kan fel woeden
En briesen als een leeuw,
God zal Zijn volk behoeden
Wast wit in ’t Bloed als sneeuw
En mocht de satan komen
Beproevend ’t angstig hart,
God strijdt dan voor de vromen
En Hij verlicht hun smart.
Ach, satan is wel krachtig,
Hij kan wel heel veel doen,
Maar God is toch Almachtig
En zal Zijn kind behoên.
Al moet het door het duister
En lijkt de hel nabij,
Gods volk wacht eens de luister
Voor eeuwig Hem nabij.
De satan zal verliezen.
Hij krijgt nu nog wat tijd,
Eens houdt hij op met briesen;
Hem wacht rampzaligheid.
(Hanneke Schoonebeek)
Getrooste twijfel
Abram vertrouwde op de Heer en deze rekende hem dit toe als een rechtvaardige daad. (Genesis 15:6)
Doet God werkelijk wat Hij belooft? Abram ziet er niets van. Hoe lang is hij nu al in het land Kanaän? En nog steeds leidt hij een zwervend bestaan. Kinderen heeft hij niet en Lot is weer teruggegaan naar Sodom, alsof er niets is gebeurd. En zo zit Abram alleen te tobben, ’s avonds aan de ingang van zijn tent. Wat heeft hij een moeite met God. En hij zegt het ook tegen God.
Dat komt ons misschien bekend voor. Je kunt jaren achtereen leven in een stil en naar het lijkt onwrikbaar vertrouwen op God. Maar ineens knapt er iets. Gebeurt er iets wat je niet begrijpt. En je wordt een tobber. Je kunt niet meer slapen. Maar God zoekt Abram op. ‘Ga naar buiten! Tel de sterren.’ Abram zegt niets meer. Hij vertrouwt op de heer. Geloven, zo heeft Luther eens gezegd, is niets anders dan getrooste twijfel. Midden in de storm van het leven je stil laten maken door zijn stem en nabijheid.
Al je twijfel af te leggen
en alleen maar: amen zeggen.
(P.L. de Jong)
Liederen
Niet zien en toch geloven
o God, als Gij mij helpt
dan zal ik toch U loven,
hoezeer ik overstelpt
door allerhande plagen,
door twijfel en verdriet,
naar het waarom blijf vragen
toch zing ik U dit lied!
Niet zien en toch geloven:
vertrouwend verdergaan,
niet horend, als een dove,
niet ziende, blind voortaan,
niet reikend met mijn handen
naar meer dan Gij mij geeft,
maar wijs door scha en schande
geloven dat Gij leeft!
Niet zien en toch geloven –
uw dag komt naderbij!
De oren van de dove
ontsluit en opent Gij!
En al wie in den blinde
op U alleen vertrouwt,
zal eenmaal ondervinden
dat wie geooft, aanschouwt!
(Weerklank 363)
Gij die alle sterren houdt,
in Uw hand gevangen,
Here God, hoe duizendvoud
wekt Gij ons verlangen!
Ach ons hart, is verward
leer het op uw lichte
hoge rijk zich richten.
Christus, stille vaste ster
o Gij licht der lichten,
waarnaar wij van her en der
onze schreden richten,
geef ons moed / ’t Is ons goed
U te zien, getrouwe,
Uw hoog rijk te aanschouwen.
(Liedboek voor de Kerken, 483: 1 en 4)
Als g’in nood gezeten
geen uitkomst ziet
wil dan nooit vergeten,
God verlaat u niet.
Vrees toch geen nood,
’s Heren macht is groot
en op ’t nacht’lijk duister
volgt het morgenrood.
Schoon stormen woeden,
ducht toch geen kwaad
God zal u behoeden,
uw toeverlaat.
(Johan de Heer, 7)
Zend ons een engel in de nacht
Zend ons een engel in de nacht
als alles ons een raadsel is
als ons de zekerheid en kracht
ontvallen in de duisternis
Zend ons een engel met uw licht
in onze slaap de metgezel
die troost brengt met het vergezicht
van God met ons, Immanuel
Zend ons in hem de zekerheid
dat U ons zelf bezoeken zult
en bij ons wonen in de tijd
en leer ons wachten met geduld. (NLB 259)
Gij ziet ons vechten met de macht – in combinatie met het bijbelgedeelte Marcus 6: 45-52.
Gij ziet ons vechten met de macht
van dood en chaos, angst en nacht.
Gij komt ons reddend tegemoet
en treedt de golven met uw voet.
Maar wij herkennen niet uw gaan
en zien U voor een spookbeeld aan,
want mateloos zijn wij verblind
in ons gevecht met storm en wind.
Heer, dwing de stormwind weg te gaan
en raak ons met uw geestkracht aan,
opdat wij over ’t boze tij
het land zien aan de overzij.
(NLB 933)
Gebeden
Hoor mij, God,
als ik tot U roep.
U ziet mijn verdriet
U kent de vragen
die mijn gedachten vervullen.
U weet hoe ik opzie
tegen de dag van morgen.
Versterk in mij het geloof
dat ik mijn weg niet alleen ga.
Troost mij
met uw aanwezigheid,
nu en in de dagen die komen
(Sjoerd Zwaan)
Moed
Ik vraag U niet om vreugde en geluk,
Hoewel ‘k ernaar verlang met heel mijn wezen.
Ik weet te goed: de zoete vreugd breekt stuk,
En er zijn wonden, die nooit meer genezen;
Ik tracht te zeggen: wat God doet is goed –
Maar geef mij toch een heel klein beetje moed!
Ik vraag niet om een leven zonder strijd:
De vrede is het waard ervoor te vechten.
Als in mijn hart maar groeit de zekerheid
Dat ‘k door alles meer aan U ga hechten.
Want als ik bij U ben is alles goed –
Maar geef mij toch een heel klein beetje moed!
Ik vraag U niet dat ik begrijpen mag
Waarom Gij deze weg mij hebt gewezen;
Mijn denken is verward en elke dag
Brengt nieuwe twijfel, doet opnieuw mij vrezen.
En toch geloof ik: gij maakt alles goed –
Maar geef mij alstublieft een beetje moed!
Wanneer ik zoek naar woorden en niets dan stilte vind,
dan weet ik: Heer Gij hoorde één stem; uw eigen kind.
Uw adem wekt mijn leven, uw liefde kleurt mijn bloed:
mijn stilte is vergeven, mijn zwijgen keurt Gij goed.
Wanneer ik zoek naar zinnen en bid om een gebed,
niet weet hoe te beginnen, niet spreek, in stil verzet,
dan roep ik mij te binnen uw stem, o Christus – Gij,
Gij zult eens overwinnen, de tegenstem in mij.
Wanneer ik zoek te zeggen al wat er in mij leeft
maar zich niet uit laat leggen en zich niet open geeft,
dan ben ik al gevonden voordat ik U niet vind;
dan bidt met duizend monden de Geest, vol vuur en wind.
Wanneer ik zoek naar woorden is mij uw woord genoeg;
dat woord, dat eens wij hoorden, dat woord dat mij al droeg,
dat zal mij blijven dragen, mij maakt geen stilte bang;
slechts dit wilt Gij mij vragen: dat ik naar U verlang.
NLB 894, André Troost.
Bijbelgedeelte
Psalm 42: 6 – 9
6 Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven voor de volkomen verlossing van Zijn aangezicht.
7 Mijn God, mijn ziel buigt zich neer in mij, daarom denk ik aan U vanuit het land van de Jordaan en het Hermongebergte, vanuit het laaggebergte.
8 Watervloed roept tot watervloed, terwijl Uw waterkolken bruisen; al Uw baren en Uw golven zijn over mij heen gegaan.
9 Maar de HEERE zal overdag Zijn goedertierenheid gebieden; ‘s nachts zal Zijn lied bij mij zijn, een gebed tot de God van mijn leven.
Dagboekfragmenten
Hoop
Geen mens kan langdurig in onzekerheid leven. Daarom grijpen we vaak voorbarig naar schijnzekerheden. Maar dan grijpen we ernaast, naast het leven, naast God. We hebben de neiging de strijd te ontvluchten. Maar het komt erop aan dat we ín in het gevecht standhouden. Spreek uw opstandigheid en uw verlangen uit voor God. Het moet eruit! Voor Gods aangezicht. ‘Wat buigt gij u neder o mijn ziele, en zijt gij onrustig in mij. Hoop op God!’ Kijk, die spanning draagt een belofte in zich. Méér dan voorbarige berusting in de leegte van het leven.
(G. de Kruijf, bij Ps. 42:2)
Hoe laat is het?
De nacht loopt ten einde, de dag nadert al. Laten we ons daarom ontdoen van de praktijken van de duisternis en ons omgorden met de wapens van het licht. (Romeinen 13:12)
Paulus is een apostel die regelmatig op de klok kijkt. De tijd schiet op, zegt hij tegen de christenen in Rome. De nacht loopt ten einde, de dag van Christus komt dichtbij. Paulus is een mens die het licht tegemoet leeft en het donker van de nacht achter zich laat. Zo beleeft hij de eindtijd, de tijd voorafgaand aan Christus’ komst.
Dat is best opvallend. Wij hebben nogal eens de gedachte dat het juist steeds donkerder wordt naarmate de tijd opschiet. Leert het boek Openbaring niet duidelijk dat de laatste fase van de geschiedenis heel donker en angstig zal zijn? Dat klopt! Maar dan gaat het om onze oude wereld, heel het leven daarin beleeft Paulus als een lange nacht. Maar deze nacht gaat voorbij. Dat is reden om slapers wakker te schudden, zodat zij opstaan en op de klok kijken en zich afvragen: hoe laat is het eigenlijk?
Het schiet al op, zegt Paulus. Sta alvast maar op! Niet dat hij de nacht onderschat. In de nacht kun je eigenlijk alleen maar wachten. Maar wij wachten op het licht. Zó mogen we leven!
Door een nacht, hoe zwart, hoe dicht,
voert Hij ons in ’t eeuwig licht.
(P.L. de Jong)
Had ik de hóóp niet….
Abraham leefde uit de hoop, omdat hij zich op het eindpunt concentreerde. Daaruit putte hij levenskracht. En hij is de vader van alle gelovigen. Hopen in deze betekenis is iets geweldigs. Je met huid en haar verkopen aan dat ene dat je voor je ziet, het beloofde land, het hemelse Jeruzalem. Daardoor alles laten bepalen in je leven. De hoop geeft het hele bestaan zin. Als een mens zijn hoop op God heeft gevestigd, dan is dat niet alleen een mening van hem over wat God in de toekomst zal doen. Nee, dat klinkt dan door in heel het dagelijks leven. Je ziet alles in het perspectief van de reddende komst van God. Het is een kwestie van zijn of niet-zijn. Had ik de hóóp niet, dan zou ik het leven opgeven. Want wat moet ik dan nog, als ik zonder hoop in de wereld ben?
(G. de Kruijf, bij 1 Petrus 3:15)
Koning
‘Want Hij moet als Koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft. De laatste vijand, die onttroond wordt, is de dood.’ (1 Korintiërs 15:26)
Jezus is Koning. Daarvan verzekert ons Jezus’ hemelvaart. Jezus voer op en een wolk nam Hem weg. En God gaf Hem de plaats aan zijn rechterhand. Dat is de hoogst denkbare plaats. Hoger is er niet. Op die plek, waar alle bevelen vandaan komen, waar het zenuwcentrum is van het ganse heelal, daar zit nu dus Iemand, wiens naam wij kennen en wiens offer wij liefhebben: Jezus! Dat is een heel troostvolle gedachte.
En dat Hij, deze Koning der koningen, ons kent en wil kennen. Dat is pas echt heel bijzonder. Dat Hij ook mij wil kennen…!
Jezus is Koning! Dat is zo ontzettend hoopvol voor heel de wereld en voor alle mensen, dat je bij Jezus’ hemelvaart het wel kunt uitschreeuwen van vreugde. Want wat zijn er veel tegenkrachten in onze wereld. Wat word je soms intens moedeloos van alles. Dank God, want wij hebben een Koning. Zelfs de dood – door Paulus hier de laatste vijand genoemd – zal alle macht ontnomen worden. En de eerste vijand? Aan wie zou hij daarbij denken? De eersten, die God de rug toekeerden, waren wij zelf. Adam, Paulus, u en jij en ik. Maar ook ons boze, zondige en soms verbitterde hart kan Hij genezen. Jezus’ koningschap stelt ons diep gerust. Eén keer zal alles zich voor Hem buigen.
(P.L. de Jong)
Wachten
Geloven is eigenlijk wachten. Wachten op God. Wachten op het Koninkrijk. Dat wachten moet volgehouden worden. Er zijn momenten dat onze ziel zich nederbuigt. Dan verstaan we deze psalm en zingen we dit lied mee. En net als de dichter gebieden we onze ziel: Hoop op God, want ik zal Hem nog loven. Dat refrein wil ik u meegeven: hoop op God, blijf wachten op de belofte van de Vader.
(G.de Kruijf, bij Ps. 42:2)
God kwijt zijn
Bij Ps. 42 hoort het beeld van het kruis. Dat betekent: op de plek waar wij God kwijtraken, daar is Jezus geweest en daar komt Hij ons tegemoet, als God, als de morgen waarop wij wachten. Dat is de vreemde ervaring van het geloof.
Als een opgejaagd mens, die schreeuwt om God te vinden, ontdekt dat Jezus hem vóór is geweest, dan kan die men met de psalm op de lippen weer verder. Met theoretiseren over God kom ik er niet uit, maar vechtend om het geloof vind ik in Jezus God weer. Niet ongebroken. Telkens is ‘het’ weer weg, zoals Jezus onttrokken werd aan de ogen van de discipelen. Ook heel het Nieuwe Testament zien we zich uitstrekken naar God, naar de wederkomst van Christus. Het wachten, het reikhalzend uitzien van Ps. 42 is eerder verhevigd dan bevredigd. De komst van Jezus roept om zijn wederkomst. Zo behoudt deze psalm zijn kracht. Geloven is wachten op God, wachten op het Koninkrijk, maar met de Messias voor ogen.
(G. de Kruijf, bij Ps. 42)
Gedicht
Bij het vallen van de nacht
Bij het falen van de kracht
Met de duisternis rondom,
Roep ik: Kom, Here Jezus, kom!
(Guillaume van der Graft)
Liederen
Vervul o Heiland, het verlangen,
waarmee mijn hart Uw komst verbeidt.
Ik wil in ootmoed U ontvangen,
mijn ziel en mijn zinnen zijn bereid.
Blijf in Uw liefde mij bewaren,
waar om mij heen de wereld woedt.
O mocht ik Uwe troost ervaren,
doe intocht Heer in mijn gemoed.
(Liedboek voor de Kerken, 118:2)
Gij hebt, o God, dit broze bestaan gewild,
hebt boven ’t nameloze mij uitgetild.
laat mij dan dankbaar leven, de volle tijd,
geborgen in de bevende zekerheid,
dat ik niet uit dit smal en onvast bestand
van mijn bestaan zal vallen dan in uw hand.
(NLB 920, Ad den Besten).
Psalm 42: 3 en 5
O mijn ziel, wat buigt g’ U neder?
Waartoe zijt g’ in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder;
Zoek in ‘s Hoogsten lof uw lust;
Want Gods goedheid zal uw druk
Eens verwisslen in geluk.
Hoop op God, sla ‘t oog naar boven;
Want ik zal Zijn Naam nog loven.
Maar de HEER’ zal uitkomst geven,
Hij, die ‘s daags Zijn gunst gebiedt.
‘k Zal in dit vertrouwen leven,
En dat melden in mijn lied;
‘k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht;
En mijn hart, wat mij moog’ treffen,
Tot den God mijns levens heffen.
Bijbelgedeelten
Roep Mij aan in de dag van de benauwdheid
en Ik zal u eruit helpen en u zult Mij eren.
Ps. 50:15
Werp al uw zorgen op Hem, want Hij zorgt voor u.
1 Petrus 5: 7
Nu wij een hooggeplaatste hogepriester hebben die de hemel is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten we vasthouden aan het geloof dat we belijden. Want de hogepriester die wij hebben is er een die met onze zwakheden kan meevoelen, juist omdat Hij, net als wij, in elk opzicht op de proef is gesteld, met dit verschil dat Hij niet vervallen is tot zonde. Laten we dus zonder schroom naderen tot de troon van de Genadige, waar we telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden (Hebr. 4:14).
Dagboekfragmenten
Bidden en bedelen
‘Bidt en u zal gegeven worden, zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal opengedaan worden. Want een ieder die bidt, ont¬vangt…’ Matteüs 7:7
Bedelaars weten, dat de aanhouder wint. Ze vragen en blijven vragen en op den duur weten ze vaak toch nog iets los te peuteren. Wie bidt kan van bedelaars leren. Bidden is niet alleen maar spreken mét God, zoals wij vaak zeggen. Daarmee dekken we ons soms bij voorbaat een beetje in voor onver¬hoorde vraaggebeden. Daarvoor zijn we zo bang geworden, dat we bijna niets meer concreet aan God durven vragen. Maar voor die bescheiden¬heid is geen reden. Bidden is ook vragen aan God en smeken om God. Jezus zet de deur wijd open.
Wat bedelaars weten, dat moeten de kinderen van het Ko¬nink¬rijk zeker weten. Dat God goede dingen zal geven wie Hem bidden. Daarmee kan bijna alles bedoeld zijn. Zelfs iets simpels als een bezoek of wat aan¬dacht. Althans, als je dat echt nodig mocht hebben om het vol te houden achter Jezus Christus op weg naar zijn Konink¬rijk. Dan mag je alles vra¬gen. Wie blijft bedelen, ontvangt altijd wel iets.
(Ds. P.L. de Jong)
Bidden
Heidenen bidden zoals iemand die dreigt te verdrinken gaat spartelen. Hoewel hij weet dat hij het niet redt en ook niet weet wie hem zou moeten redden. Als wij zó niet willen bidden, is het goed om ons te laten onderwijzen door Jezus. Hij leert ons: christenen moeten niet als het hun uitkomt gaan bidden wat hun voor de mond komt. Ze moeten weten met Wie ze spreken als ze bidden. Daarom zal alleen hij als christen leren bidden die kennis heeft van het gelóóf. Het gebed is de oefening van het geloof, zegt Calvijn. Het is het voornaamste werk der dankbaarheid, zegt de catechismus. Heidenen zijn pas dankbaar als ze zien dat hun gebed zin heeft gehad. Christenen zijn dankbaar dat ze God mogen kennen en gaan die dankbaarheid uiten door te bidden. In het geloof leren we God kennen. Maar in het gebed blijkt of wij God ook vertrouwen, of die geloofskennis ons wat zegt. In het gebed wordt het geloof geleefd! Het gebed zorgt ervoor dat het geloof niet koud of slaperig wordt, zegt Calvijn.
(G. de Kruijf, bij Matth. 6:9-11)
Eénvoudig
Het is niet de nood die de psalmist leert bidden. Het is zelfs omgekeerd: op de weg van het gebed leert hij zijn eigenlijke nood kennen. Als hij zijn leven in het licht van God ziet, komt de kern van zijn nood bloot. Pas wanneer wij onszelf uitspreken voor God, open komen voor God, pas dan leren wij ook onszelf kennen. Het gebed leert de psalmist zijn nood. Die nood is zijn richtingloosheid, hij voelt zich uiteengerukt, de prooi van vele impulsen, zijn geest valt in stukken uiteen. Hij leeft niet meer geconcentreerd, niet meer éénvoudig. Hij is geen mens uit één stuk.
Of ik in mijn lijden stand kan houden, hangt van mijn hart af: of het één is of verdeeld. Daarom bidt de psalmist: Leer mij Here, Uw weg, opdat ik in Uw waarheid wandele. Verenig mijn hart tot de vreze voor Uw naam.
(G de Kruijf, bij Ps. 86)
Citaten
Bidden is kijken met de ogen van God. Dáárom doen we onze ogen dicht (Okke Jager)
Schenk mij Uzelf, want zonder U zou mijn verlangen niet vervuld zijn, al ontving ik alles wat Gij gemaakt hebt (Augustinus)
Wat vleugels zijn voor een vogel en zeilen voor een schip, zo zijn gebeden voor de ziel.
(Corrie ten Boom)
Gebed verplaatst onze aandacht van het probleem naar de kracht, van de bezorgdheid naar de Almachtige. (Corrie ten Boom)
Lied
Een grote hogepriester
Een grote hogepriester
de hemel doorgegaan,
is voor de troon gaan staan
en offert al zijn liefde.
Hij heeft zichzelf gegeven,
Hij plengt zijn eigen bloed;
gelooft het vast, houdt moed:
zijn dood belooft u leven!
Hij is geen harde priester
die niet van zwakheid weet;
dit lam draagt al het leed
der wereld met zich mede.
Getrouw is Hij bevonden,
in de woestijn geweest,
verzocht, beproefd – Gods Geest
behoedde Hem voor zonde.
Laat ons dan zeer vrijmoedig
de weg gaan tot de troon –
God is om Hem, de Zoon,
genadig en lankmoedig;
alwie zijn hulp verlangen
zullen te Zijner tijd,
als Hij als priester pleit
barmhartigheid ontvangen.
(André F. Troost)
Gebed in corona-tijd (door ds. Johan Visser, www.domineedenktdoor.nl)
Eeuwige God,
Nu ons leven is stilgevallen,
een virus zand in de machine heeft gestrooid,
een crisis de normale gang van zaken heeft verstoord,
keren we ons tot U en bidden:
in onze angst en onzekerheid, om vertrouwen,
in onze overlevingsdrang, om oog voor elkaar,
in ons zoeken naar veiligheid, om overgave,
in onze onmacht en kwetsbaarheid, om vrede.
Wij bidden U, barmhartige Vader, voor hen die ziek zijn
om bescherming, genezing en goede zorg.
Wij bidden U, voor hen die sterven
om uw genade en nabijheid.
Wij bidden U, voor hen die zorgen,
artsen, verpleegkundigen, verzorgenden,
om moed, kracht, volharding en zegen.
Wij bidden U, voor hen die besturen
om wijsheid, daadkracht en zegen.
Wij bidden U, heilige God, ook om de moed en openheid
om in deze crisis ons te laten storen en uw stem te horen
om in het stilgevallen leven tot inkeer en inzicht te komen
om oog te krijgen voor het lijden en onrecht in de wereld
om te beseffen wie we zijn en waar het op aan komt.
Bewaar ons, genadige Vader, in en door deze crisis heen,
en maak met ons een nieuw begin,
in de Naam van Jezus,
die ons uw oersterke liefde heeft geschonken —
door crisis, lijden en dood heen.
Amen.
Avondgebed Luther
Heere, blijf bij ons,
want het is avond
en de nacht zal komen.
Blijf bij ons en bij uw ganse kerk
aan de avond van de dag,
aan de avond van het leven,
aan de avond van de wereld.
Blijf bij ons met uw genade en goedheid,
met uw troost en zegen,
met uw woord en sacrament
Blijf bij ons, wanneer over ons komt
de nacht van beproeving en van angst
de nacht van twijfel en aanvechting
de nacht van de strenge, bittere dood.
Blijf bij ons in leven en in sterven
in tijd en eeuwigheid.
Amen
Lied
Spreek Gij het woord dat mij vertroosting geeft,
dat mij bevrijdt en opneemt in uw vrede.
Open de wereld die geen einde heeft,
wil alle liefde aan uw mens besteden.
Wees Gij vandaag mijn brood zowaar Gij leeft.
Gij zijt toch zelf de ziel van mijn gebeden.
(lied 942:3)
Ongebeden verhoringen
Ongebeden verhoringen, wat zijn dat?
Onverhoorde gebeden, daar hoor je vaker over. Dat God je niet verhoort, ondanks ernstig en aanhoudend bidden. Twijfel kan dat zaaien in je hart. Aangetast kan je geloof daardoor worden. En je hoop. En (vooral) je liefde. Cynisch kun je daardoor worden: God hoort tóch niet. Bidden helpt tóch niet. Je kunt er maar beter mee ophouden. En zo wordt het onverhoorde gebed soms al snel tot een invalspoort voor de duivel.
Niet bij God, overigens. Want ook Hij zal daar ongetwijfeld last van hebben: van onverhoorde gebeden. Nu ja, het woordje ‘gebeden’ is niet zo goed gekozen, want God bidt niet tot ons. Maar God vraagt wel. God eist ook. Beveelt. Verwacht in elk geval een antwoord. Een antwoord, dat uitblijft, zo vaak. Een antwoord, dat wij Hem schuldig blijven, soms levenslang. En zo lijdt ook de hoge God onder het leed van ‘onverhoorde gebeden’, net als wij…
Maar zou het niet reëel zijn om naast die onverhoorde gebeden van ons, hoe verdrietig die ook zijn, eens een stapel (want als u ze tellen gaat, zult u merken: het zijn er heel wat!) ongebeden verhoringen te leggen? Gewoon ter compensatie? Om geestelijk in evenwicht te blijven en om niet te vallen in zelfbeklag en ongeloof?
Wat is er een enorme hoeveelheid verhoringen zonder dat we er ooit om baden! Tél uw zegeningen! Tel uw ongebeden verhoringen, dan kunt u de onverhoorde gebeden weer aan! (Ds. J.J. Poort).