Zoek

‘Als het verdriet er weer is, ga ik de zegeningen tellen’

‘Als het verdriet er weer is, ga ik de zegeningen tellen’
Het avontuurlijke leven van Eefje van Aggelen

Een onbekende weduwnaar op de stoep bij een jonge vrouw. Haar omgeving ziet leeuwen en beren maar het wordt een gelukkig huwelijk. Het leven van Eefje van Aggelen (77) zou prima passen in een streekroman. ‘Een grote stap, ik zou het zó overdoen. Geen moment spijt of heimwee gehad.’

26 september 2025

Een grote stap, dat kun je wel zeggen. Eefje had op dat moment haar draai gevonden bij de zorginstelling waar ze een verantwoordelijke baan had. ‘Ik was alleen, had een huis, werk – ik dacht: het is goed.’ Haar oudste broer vond dat er meer in zat. ‘Hij zei op een dag: “Je moet er eens op uit. Ze komen je echt niet achter de kachel vandaan halen hoor.”’
Eefje laat een veelzeggende pauze vallen. ‘…maar zo ongeveer is het wél gegaan!’

Op een herfstavond wordt er aangebeld. Een man, keurig in pak. Jan van Aggelen, weduwnaar, vader van drie tienerdochters. ‘Hij zocht een vrouw, had via-via gehoord dat ik misschien goed met kinderen was. Ik liet hem niet binnen. Wat later heb ik mijn zus gebeld, die zei: “Waar begín je aan?!” Dat dacht ik zelf ook. Maar het liet me niet los, ik sliep de hele nacht niet; op mijn werk dachten ze dat ik ziek was.’

Intussen liet Jan zich niet uit het veld slaan. Hij stelde voor dat Eefje met zijn dochters zou kennismaken. “Als het niet klikt, gaat het niet door”. Die ontmoeting verliep soepel. Maar de buitenwereld vond zo’n relatie maar niks. Op één vriendin na – “Wat leuk voor je!” –  reageerde haar omgeving terughoudend of ronduit afwijzend. ‘Jan stelde voor dat ik eens moest praten met iemand die hem goed kende. Hierdoor kreeg ik meer te weten over hem en zijn gezin, en gaandeweg werden de bezwaren weggenomen.’

Kareltje
Eefje van Aggelen bewoont een toekomstbestendig huis in Kesteren, op het erf van haar zoon en zijn gezin. Buiten een uitbundige bloemenzee, binnen is het – in haar eigen woorden – net een museum. Veel snuisterijen, kindertekeningen, planten. En overal foto’s. Van Jan natuurlijk, die eind 2021 overleed. Een vriendelijk open gezicht. Op een andere foto is hij op de rug gezien, terwijl hij zijn geliefde Kesteren uitloopt. Hoog op het dressoir een portret van Joke, de eerste vrouw van Jan.

Er scharrelt een rode kat rond, Kareltje. ‘Ik dacht dat het een jongetje was en ging ermee naar de dierenarts om ‘m te laten helpen. Die moest láchen! “Het is een meisje…” We hebben de naam maar gewoon aangehouden.’ Terwijl ze koffiezet en plakken cake royaal belegt met aardbeien uit eigen tuin, vertelt ze hoe er momenteel veel energie gestoken wordt in een pasgeboren kitten. ‘Verstoten door de moeder, een boerderijkat.’ Dan ben je bij Eefje aan het juiste adres. Het beestje moest de eerste dagen elke drie uur worden gevoed. Inmiddels zijn de tussenpozen iets langer maar de zorg is nog altijd intensief: later deze ochtend geeft ze het katje speciale melk via een minizuigflesje.

Zondagsschool
Eefje van Kessel wordt geboren in Ederveen, als jongste van zes. Met dankbaarheid denkt ze terug aan haar lieve ouders, ‘vooral mijn moeder was zó zorgzaam!’ Eefje weet zich goed in haar eentje te vermaken en kan met denkbeeldige medespelers mens-erger-je-nieten. ‘Zaterdag, als alles schoon was en aangeharkt, mocht ik niet meer naar buiten. Ik had een klein fornuisje. Op de een of andere manier kon ik iets warms maken in een groentepannetje.’

Ze wordt niet echt met het geloof opgevoed. ‘Mijn vader was rooms-katholiek, hij ging in Veenendaal naar de kerk. Mijn moeder was hervormd, naar de kerk ging ze niet. Wel moest ik naar de zondagsschool. De Bijbelverhalen en psalmen hebben diepe indruk gemaakt, de boekjes heb ik nog steeds. Ik ging naar de openbare basisschool – om de keuze voor protestants of katholiek te omzeilen – en als ik tussen de middag moest overblijven, bad ik stiekem voor mijn eten. Dat deden we thuis ook.’

Een scherpe herinnering uit die tijd: ‘Ik was een jaar of 8,9 en lag op bed. Heel bang was ik. Ik dacht dat dood dood was, en vond dat zó beangstigend. Toen was de Here al in mijn leven, maar dat besefte ik nog niet.’

Ze is nog geen 13 als haar vader overlijdt. ‘Hij werd begraven met paard en wagen, ik zie nog de paarden voor me, met de zwarte kleden eroverheen.’ Ze gaat bidden en Bijbellezen. ‘Dat is een rode draad in mijn leven geworden.’

Samen met de zus boven haar – alle anderen zijn al getrouwd – blijft Eefje met hun moeder in het huis wonen. Ze krijgt last van angstfobieën, maar een bezoek aan de huisarts levert niets op. Haar moeder is ook niet vrij van angsten. ‘Ze was bijvoorbeeld heel bang voor onweer. Dat draag je over op je kind.’ Toch is het een mooie tijd. ‘We maakten samen ritjes op een tandem.’

Buitenboel
Inmiddels gaat ze ook naar de kerk. Ze doet belijdenis van haar geloof en wordt gedoopt. Haar zus trouwt, Eefje en haar moeder wonen nu samen in het ouderlijk huis. Tekenend voor de band tussen moeder en dochter is het volgende: ‘Ik had een goede vriendin; elke zondag waren we bij elkaar. Maar de zondagen dat ik bij mijn vriendin was, zat m’n moeder alleen. En daarom ben ik ermee gekapt.’

Na de Huishoudschool koestert ze geen concrete toekomstdroom. Voor iemand die van aanpakken weet is er werk genoeg. Schoonmaken in winkels, hulp in de huishouding. ‘Ik heb eens uitgerekend dat ik soms wel vijf keer per week de buitenboel deed.’ Jarenlang is ze de vaste oppas van een klein meisje. Na het overlijden van haar moeder blijft Eefje, dan 27, in het ouderlijk huis wonen. Niet ideaal, ze vindt het geen fijne gedachte om ’s nachts alleen te zijn en familie kan niet altijd komen logeren. De dominee heeft een gouden tip: als je nou eens de helft van het huis verhuurt? Aldus geschiedt. Een handige broer legt water aan (er was nog geen waterleiding), er komt een eigen opgang. Diverse schooljuffen vinden er in de loop der jaren onderdak.

Als de oppasbaan stopt, kan Eefje aan de slag bij een verzorgingshuis in Lunteren. Kamertjes schoonmaken. ‘Ik bemoeide me niet met het zorgpersoneel, ze vonden me waarschijnlijk een beetje apart. Toen ik assistent hoofd huishouding werd, mocht ik werklijsten maken en zo kreeg ook een andere band met het personeel. Ik vroeg bijvoorbeeld of ze wilden opschrijven wat ze leuk vonden. Misschien dachten ze: ze valt eigenlijk best wel mee…’

Trouwring
En toen verscheen Jan dus op het toneel. ‘Hij was eerlijk; hij zocht een vrouw. Zijn manier van leven, de persoon die hij was – het liet mij niet meer los.’ Ze trouwden in de lente van ’85. Zijn eerste vrouw, Joke, heeft er altijd bij gehoord. Eefje laat haar rechterhand zien. ‘Ik draag haar trouwring. De naam van Jan stond er natuurlijk al in gegraveerd, er moest alleen een nieuwe datum komen.’

Ze raakte in verwachting. ‘Ik was 37 en had er eigenlijk geen rekening meer mee gehouden.’ De baby bleek aan het eind van de zwangerschap niet meer te leven. De gevoelloze reactie van de verpleegkundige die bij de bevalling was, deed pijn. “Je moet je maar flink houden, want je man heeft het ook moeilijk.” Gelukkig was er ook een andere zuster. ‘Zij was wel heel lief. Ik ben haar nooit vergeten en binnenkort komt ze hier op bezoek!’

Eefje kreeg kracht om het verlies – ‘een prachtig jongetje, met pikzwart haar’ – te dragen. ‘Ik had een laken over de wieg gelegd. Geregeld ging ik ernaartoe.’

Daarna werd Jan geboren, de stamhouder. ‘Iedereen was blij.’ Maar ook bij een volgende zwangerschap eindigde het ongeboren leven in de moederschoot. Eefjes vurige wens om nog een kind te krijgen werd vervuld, met de komst van Steven. Twee jongens, wat een zegen! Het verdriet over de dood van de twee stilgeboren kinderen was er natuurlijk nog steeds. ‘Veel later, in 2019, zijn ze allebei alsnog geregistreerd en in ons trouwboekje bijgeschreven. Dat heeft me zó goed gedaan! In de kerkdienst op Oudejaarsavond van dat jaar zijn hun namen afgelezen. Een mooi én verdrietig moment.’

Zegeningen
Als ze haar leven overziet, zegt Eefje: ‘Ik zou het zo overdoen, ik heb nooit heimwee of spijt gehad.’ Heimwee had ze kunnen hebben naar haar geliefde Ederveen, maar in Kesteren voelde ze zich van meet af aan thuis.

Dankbaar is ze voor haar vijf kinderen, elf kleinkinderen en twee achterkleinkinderen. ‘Ze zijn allemaal zo goed voor mij! En kijk eens wat een prachtig plekje ik hier heb! Als het verdriet er weer is, dan ga ik de zegeningen tellen.’

In oktober 2014 kreeg ze een hersenbloeding. ‘Het was zeer kritiek. Door Gods goedheid ben ik gespaard gebleven, een wonder dat ik tot op de dag van vandaag niet kan bevatten. Iedere dag word ik daaraan herinnerd, dan komt Psalm 116 vers 7 in mij op: “Wat zal ik, met Gods gunsten overladen, die trouwe Heer voor zijn genade vergelden?” Dan denk ik: ik moet Gods grote naam groot maken!’

Tekst: Anneke Verhoeven

Dit artikel verscheen in september 2025 in Lichtspoor, tijdschrift voor ouderenpastoraat van de IZB. Hier kunt u de volledige editie lezen.

Wil je op de hoogte blijven van ons werk?

Schrijf je in voor de nieuwsbrief met elke maand inspiratie, verhalen en de laatste ontwikkelingen.

Inschrijven Meer informatie