Zoek

‘Bij een buurtbarbecue ben ik geen vreemde vogel’

‘Bij een buurtbarbecue ben ik geen vreemde vogel’

Sinds een aantal maanden is Nathan Noorland lid van de Visiegroep van Areopagus. Hij was 22 jaar en nog geeneens afgestudeerd toen hij bevestigd werd tot voorganger van de protestantse dorpskerk in Nieuwerbrug. Na het afronden van zijn hbo-theologie en premaster, combineerde hij Nieuwerbrug een aantal jaren met pionieren bij Noorderlicht Rotterdam. Van Rotterdam heeft hij kortgeleden afscheid genomen. Vanaf september hoopt hij namelijk - het dorpsdominee zijn - te gaan combineren met een masterstudie kerkgeschiedenis. Een millennial met degelijke wortels, een open blik voor de cultuur en een warm hart voor kerk. 

23 mei 2022

Nathan Noorland (2022)Samen met zijn vrouw Lianne en hun dochtertje woont Nathan in de binnenstad van Woerden. Op loopafstand ligt de eeuwenoude Lutherse schuilkerk, waar hij een studeerkamer huurt. Ergens langs die route werkt een ambachtelijke bakker, constateren we bij de koffie met koek. Nathan vertelt: ‘Jan de Bakker, was de eerste predikant van de lutherse gemeente in Woerden. Hij was 26 jaar toen hij verbrand werd. Dat is toch confronterend als 27 jarige pastor. De miskelk die hij als rooms-katholiek priester gebruikte wordt hier nog steeds gebruikt tijdens het Heilig Avondmaal, die verbinding met het verleden vind ik prachtig’.

Nathan groeide op in een kerkelijk meelevend gezin in Streefkerk. ‘Het geloof was écht overal. M’n vader was ouderling, m’n moeder organist en m’n opa koster, met oma werd zondagmiddag steevast een bijbelkennisspel gedaan, op zondag gingen we twee keer naar de kerk, er was catechisatie, jeugdclub, reformatorische scholen, jeugdavonden’. De Alblasserwaardse bevindelijkheid en het ontzag hebben voor de heilige God hebben hem achteraf blijvend gevormd. Zijn ouders kozen er bewust voor om hem ook naar de fanfare te sturen. Hier zou hij ook contacten op doen buiten zijn christelijke bubbel. Een jonge mede trompettist die kort daarvóór tot geloof gekomen was, nam Nathan op sleeptouw naar Jeugd met een Opdracht, een evangelische zendingsorganisatie. Vanaf zijn vijftiende ging Nathan voortaan één weekend per maand naar Jeugd met een Opdracht in hartje Amsterdam. ‘Ik vind het bijzonder dat mijn ouders dit oké vonden, aangezien dit een flinke clash of cultures was; refo versus pinkster, dorp versus stad’. In de zomervakanties was hij actief bij Dabar in Ottoland, ‘tussen de vakantievierende Rotterdammers en Amsterdammers’. De band met Streefkerk bleef. Op 18-jarige leeftijd deed hij belijdenis in de hervormde gemeente.

Nathan leerde dus al vroeg schakelen tussen verschillende culturele contexten. Na de havo begint hij met hbo-theologie. Als tweedejaars wordt hij gevraagd om pastoraat te verlenen en catechese te geven in de hervormde gemeente van Nieuwpoort. Als derdejaars gaat hij stage lopen bij ds. Hendrik Mosterd in Willige Langerak. ‘Hendrik liet mij kennismaken met theologen als Miskotte, Wright en Naastenpad. Ik heb veel geleerd van de manier waarop hij de bijbelteksten “in gesprek bracht” met het dagelijks leven.’  Als vierdejaars, wordt hij bevestigd in de Dorpskerk in Nieuwerbrug aan den Rijn. ‘Een kleine gemeente in een niet-religieus dorp’.  Ruim zes jaar werkt Nathan er nu. ‘Het is pionierend dorpsdominee zijn’. Na het afstuderen werden dorp en stad opnieuw gecombineerd door zijn werk voor Noorderlicht Rotterdam.

We vergeten bijna te vermelden dat Nathan zijn afstudeerscriptie schreef over de doop binnen de Russisch-Orthodoxe Kerk. Hij deed er een praktijk- en literatuuronderzoek in opdracht van een rooms-katholieke organisatie. Dat de kennismaking met de orthodoxie zo’n blijvende indruk zou maken, had hij van te voren niet bedacht. ‘De oosters-orthodoxe kerkdienst wordt Goddelijke Liturgie genoemd. Er is een diep besef dat er maar één kerkdienst is in de hemel en op aarde, en dat is de kerkdienst voor Gods troon. De liturgie voor Hem. Als plaatselijke gemeente houd je dus nooit een opzichzelfstaande dienst, maar haak je altijd aan bij die ene kerkdienst die 24 / 7 doorgaat. Een priester vertelde mij: het maakt dus niet uit als je alleen in de kerk zit, je bent altijd samen met de hemel.  Nathan beseft dat dit haaks staat op de manier waarop wij vandaag naar de kerkdienst kijken. ‘Om eerlijk te zijn heb ik de kerkdienst lange tijd beschouwd als een soort ‘event’. En volgens mij doen veel mensen dat nog steeds vandaag. Het moest leuk zijn, de liederen en preek moesten aanspreken en gemeenteleden moesten vooral een goede ervaring hebben gehad bij het verlaten van de kerk. Maar het draait in de liturgie dus niet om mensen, maar om het verschijnen voor Gods troon, Hem eren, Christus ontmoeten in woord en sacrament’.

Waar komt het event-denken vandaan? Is het geloof zo dun geworden, dat we nog iets zoeken dat ons raakt en inspireert. Of is de kerk een hobby, moet je op zondag concurreren met een voetbalwedstrijd, of het strand? Dan moet de kerk wel leuk zijn.’
‘Vooral dat laatste heb ik in Rotterdam ervaren. Kerk is één van de opties, ze moet concurreren met Feyenoord en het strand, met een verjaardag of…’

Hoe win je die concurrentie?
‘Het is jammer dat de kerk op het niveau is gekomen, dat het moet concurreren met het strand of het stadion. Het gaat dus niet meer een laag dieper, waarbij het onderdeel is van je dagelijks leven. Tegen mij werd vroeger nog gezegd: ’s Avonds een vent, ’s ochtends een vent, kom op, je komt je nest uit. Voor God.’

Nathan: ‘Ik vond het trouwens ook heel confronterend om te ontdekken dat de preek helemaal aan het eind van de dienst plaatsvindt in de oosters-orthodoxe liturgie, pas na de zegen, en facultatief! Let wel, we hebben het hier over een liturgie uit de vierde eeuw, van Johannes Chrysostomus, sterk verworteld in de Vroege Kerk. Pas helemaal aan het eind, na 2,5 uur staan, lezingen, gezang, iconen die herinneren aan de heiligen, de communie, gaat de geloofsgemeenschap rond de priester staan. Hij geeft dan nog een preekje van zo’n tien minuten.’

Kom daar nog eens om bij Areopagus…
Nathan:‘Het is inderdaad totaal anders dan bij ons. In de protestantse traditie moet het écht gebeuren in de preek. In de preek ontmoet men Christus. Dat is mooi, maar het legt de lat ook erg hoog voor de predikant. Zijn of haar woorden bepalen namelijk in hoeverre het gemeentelid een ontmoeting heeft met Christus. Wat als de dominee een stampvolle week achter de rug heeft, moe is, of z’n dag niet heeft….? In de orthodoxe, en ook in de katholieke en anglicaanse liturgie zit daar veel minder druk op, omdat je ook altijd het Heilig Avondmaal hebt. Christus komt in brood en wijn tot je. Een aantal jaar geleden bezocht ik ’s avonds een eucharistieviering in Woerden. De priester zei na de evangelielezing: “Lieve mensen, ik had afgelopen week een aantal uitvaarten en ik ben niet toegekomen aan het maken van de preek. Laten we een moment stil zijn, om het evangelie op ons in te laten werken. Daarna zetten we de viering voort.” Ik vond het nog steeds een mooie viering, en het maakte mij ergens best wel jaloers.’

Waar ben je dan jaloers op?
Dat hij het durft te zeggen, maar dat het ook kán. Dat Christus niet afhankelijk is van het Woord alleen, maar ook in de stilte komt, in de communie, in het samenzijn.

Maar als jij een aantal uitvaarten hebt, ga je tot diep in de nacht zitten zwoegen op de preek van zondag.
Ja. Afgelopen week was ik pas 01.30 uur klaar met mijn preekvoorbereiding. Dus: kijk ik naar de kerkhistorie, dan ben ik geneigd de preek te relativeren. Maar ik ben tegelijk zo protestants, dat ik er alles voor geef om het zo goed mogelijk te doen. Ook omdat ik heb gezien dat de preek wérkt, dat er door woorden heil kan geschieden. Na een drukke week, was ik afgelopen zondagmorgen niet supertevreden over mijn preek. In het stille gebed voorafgaand aan de dienst, bad ik: ‘Heer, doet U het maar….’ Juist na afloop van die dienst kreeg ik allerlei reacties, via appjes, of bij de deur, in de trant van: “Het raakte me dat je dit zei…”, “dat deed me wat.” Dus ook in een gemeente waarin mensen niet meer zo thuis zijn in de geloofsleer, en überhaupt in de Bijbel, blijkt het Woord toch telkens weer zeggingskracht te hebben.’

Van afstand, vanuit kerkgeschiedenis of vanuit andere tradities gezien, kan je dus kritisch zijn op de positie die de preek bij ons heeft, maar bínnen de protestantse context heb je geen bedenkingen?
‘Precies. De preek werkt in onze context. Christus spreekt door Zijn Woord. Tegelijkertijd probeer ik ook waardevolle elementen uit de eeuwenoude orthodoxe of katholieke liturgie te integreren in ons kerkelijke leven. Een klein voorbeeld. In de Ooster-Orthodoxe Kerk vraagt de priester eerst de naam van degene die deelneemt aan het Heilig Avondmaal. Daarna krijgt de gelovige - bij naam genoemd – brood en wijn. In Nieuwerbrug en Rotterdam ken ik eigenlijk alle gemeenteleden bij naam. Als ik brood en wijn uitdeel noem ik sinds een aantal jaar eerst de naam: ‘Nathan, het Lichaam van Christus voor jou gebroken’.   

In de zes jaar die Nathan nu voorgaat in de breedte van de kerk (van GB- tot midden orthodoxe gemeenten) hoort hij in consistoriegesprekken geregeld terug dat zijn ‘directe manier van communiceren’ en zijn ‘enthousiasme’ opvallen.

Omschrijf dat ‘directe’ eens nader. Stuur je er op aan?
‘Ik denk dat het mijn natuurlijke manier van communiceren is. Zo ben ik. Afgelopen zondag, preekte ik over Petrus, die na de opstanding opnieuw door Jezus in dienst wordt genomen, Johannes 21. De bekende dialoog, waarin Jezus Petrus driemaal vragen voorlegt. Petrus werd daarin aangesproken op zijn bravoure, zijn ontkennen en zijn vluchtgedrag. Elk van die onderdelen heb ik toegelicht, zodat hoorders zich eraan konden spiegelen. “Hoe is dat met jouw bravoure-gedrag, waarbij je jezelf hoger plaatst dan anderen, terwijl je allang van jezelf weet dat het niet terecht is? Hoe staat het met jou ontkennen van Jezus? Petrus vluchtte naar de zee van Tiberias, zijn oude job. Ken jij ook zulk vluchtgedrag? Neem je de benen, als blijkt dat je een verkeerde keuze hebt gemaakt, of neem je je verantwoordelijkheid?” Op die manier benoem ik zaken recht voor z’n raap.’

Interessant, want je kunt ook de contemplatieve kant uit, met de teksten uit Johannes. Je kiest bewust voor directe taal, die toepasbaar in verschillende situaties. Poppen zulke woorden dan bij de voorbereiding als vanzelf bij je op?
Niet direct, bij de exegese…’

In tweede instantie.
‘Ja. Ik probeer wel goed te luisteren naar wat er speelt, in de gemeente, maar ook in de samenleving. En dan zoek ik raakpunten en zo kom ik op die woorden.’

Hoe luister je naar wat er speelt? Maak je er werk van?
‘Ik lees drie kranten, waaronder het Reformatorisch Dagblad, om ook ontwikkelingen in de kerken bij te houden. In het pastoraat hoor je dingen, op catechisatie. En ik heb mijn contacten in onze buurt – waar verder niemand kerkelijk betrokken is.’

We hebben net de affaire achter de rug rond de uitspraken van Johan Derksen, Voetbal Inside. Moet je er moeite voor doen om daarin te komen? Of zit je daar als vanzelf middenin?
Dat laatste.’

Kijk je er van zekere afstand naar: wat gebeurt hier nu precies? Of overheerst de walging, de irritatie?
‘Beide. Ik vind het boeiend om alle reacties te zien. Eigenlijk is dat ook veel ‘bravoure’ – de goede verstaanders hoorden dat ik er afgelopen zondag op hintte, in de preek. Ik verbaas me ook over prominenten in de samenleving die hun walging over de affaire uitten, terwijl bekend is dat ze zelf ook geen brandschoon verleden hebben. Je ziet veel cancelgedrag.
Aan de andere kant voel ik ook mee, want ik weet uit ervaring dat in een voetbalkroeg van Nieuwerbrug op dezelfde manier grappen worden verteld en er wordt meegelachen.

Dus je bent observant. En je realiseert je ook hoe makkelijk je je in zo’n lacherig sfeertje mee kunt laten nemen.
‘Die spanning voel ik heel sterk. Waarbij ik denk: het zou mij ook zomaar een keer kunnen overkomen, als toehoorder aanwezig te zijn bij zo’n absurd verhaal vol kantinehumor. Even los van het morele oordeel.’

Je staat in de spanning tussen vreemdelingschap en tijdgenoot-zijn. Hoe beleef je die?
‘Ik ben volgens mij geen vreemde vogel meer bij een buurtbarbecue. Vroeger wel, nu niet meer. Omdat ik destijds in een christelijke bubbel leefde.

Heb je een manier gevonden om er te zijn, zonder je te compromitteren?
‘Ja. Wij zijn de enige christenen – zeg: kerkelijk betrokkenen – in onze buurt. Eerlijk gezegd vind ik dat op een gekke manier heerlijk. Je hoeft je niet te bewijzen, je hoeft niet uit te leggen: ik ben van die kerk en niet van die…..Je kunt er gewoon zijn. En tegelijk kun je op een positieve manier soms een inbreng hebben.’

Let je dan ook op hoeveel je drinkt, om welke grappen je lacht….
‘Ja, dat wel. Zeker in Nieuwerbrug. Als ik daar naar een avondje ga van het dorpstoneel – daar ga ik bewust naar toe – dan drink ik na afloop niet meer dan twee biertjes.’

Je draagt nu een priesterboordje. Heb je dat dan ook om?
‘Nee, iedereen kent me als de dorpsdominee. In Rotterdam droeg ik het altijd, afgelopen drie jaar, ook vanwege de multireligieuze context. Ik werd op straat of in de metro regelmatig aangesproken door bijvoorbeeld Polen. Het laat ook iets zien van de kerkelijke presentie in de maatschappij. In Nieuwerbrug draag ik het boordje tot nu toe iets minder; In het pastoraat, en bij officiële gelegenheden, bijvoorbeeld bij een bijeenkomst in het kader van Dodenherdenking.’

Heb je het ooit als een barrière ervaren?
‘Nooit, nee.’

Hoe werkt de manier waarop je in het dagelijks leven staat – in je buurt, in contact met actualiteit – door in je preken? De preek is een expressie van je leven – lijkt het.
‘In Nieuwpoort deed ik pastoraal werk in een degelijke GB-gemeente. Daar zeiden mensen: jij praat op de preekstoel net als in een gewoon gesprek. Je gebruikt geen domineestaal, je zet geen andere stem op.

Dat is mij altijd bijgebleven. Het viel mensen blijkbaar op, en ze waardeerden het. Sinds twee jaar kies ik wel bewust voor het dragen van een toga, om een tegenover te zijn. Om te benadrukken: ik sta hier namens Christus.’

Dat was een latere keuze.
‘Ja, door mijn contact met oosters-orthodoxen besefte ik eens te meer, onder andere bij het avondmaal: dit is een heilig gebeuren, hier moet heel weinig ‘Nathan’ in meekomen, want ik sta hier van Christuswege. Later merkte ik dat het ‘kaal’ voelde, als ik in mijn eigen pak op de kansel stond. Het is een gekke combi van persoonlijkheid en er staan namens Christus.  Je bent dan ergens ook een tegenover. En dat wordt ook gepikt door de gemeente, maar misschien ook juist doordat ze je kennen.’

Je kunt ook zeggen dat de prediker een archetype is. Die moet je niet ontmantelen, met ‘zeg maar Jan’. Je bent een archetypische figuur, op de kansel. Polen en moslims in de metro voelen dat aan: je bent een geestelijke. Dat moet je niet willen deleten.
‘Pas kwam een vrouw naar me toe, na afloop van een dienst, en ze vertelde dat haar beste vriendin de volgende dag euthanasie zou krijgen. Het was een gelovige vrouw, ze was er kapot van. Ik ben er de volgende dag naar toe gegaan, met mijn boordje om. De vrouw zei letterlijk: “ik vind het fijn dat je hier als predikant komt”. Vroeger had ik aversie tegen predikanten die altijd in een zwart pak liepen. Daar had ik niets mee. Bij Jeugd met een Opdracht in Amsterdam kon ik heerlijk mezelf zijn, ontspannen, in je spijkerbroek. In Nieuwerbrug ben ik ook zo begonnen, maar op een gegeven moment heb ik gekozen voor een andere aanpak. Je staat in het ambt, je vertegenwoordigt Christus. Hou daar rekening mee.’

Je hebt je antennes uitstaan in de samenleving, in de actualiteit. Heb je ook deel aan secularisatie, de vervreemding naar God, geloof? Begrijp je de ongelovige?

‘Gisteren ging het tijdens belijdeniscatechisatie over het gebed en iemand stelde een vraag over onverhoorde gebeden. Ik betrapte mezelf erop dat ik een paar jaar geleden een antwoord gegeven zou hebben, met een oplossende theologische redenering. Nu heb ik gezegd: “Ik begrijp het ook niet, ik loop er soms ook in vast.” Ik ben minder gaan antwoorden, meer naást mensen gaan staan, meezoekend, meedenkend.’
‘De secularisatie heeft sinds de jaren ’80 enorm toegeslagen in Nieuwerbrug. Op de christelijke basisschool zitten misschien tien kinderen uit enigszins kerkelijk-meelevende gezinnen. Verder niet. Dat merk je ook op catechisatie. Heel basaal. Ook bij preken moet je daar rekening mee houden. Het is continu zoeken: hoe kun je het evangelie zo toegankelijk mogelijk verwoorden? Ik merkte zowel in Rotterdam als in Nieuwerbrug dat zelfs stevig geschoolde mensen niet alleen naar de kerk komen voor een goed theologisch betoog. Ze komen juist ook voor ontmoeting met andere mensen. ‘Ik kom naar de kerk, omdat dit de enige plek is, waar ik nog echt mens kan zijn’, zei een wetenschapper tegen me. Het is niet meer de kerk van vroeger.’

Er zijn meer recente ervaringen die die conclusie onderstrepen. Hij vertelt over een recente bijeenkomst van de werkgemeenschap. ‘Best een grote groep. Onlangs deelden een aantal predikanten dat het ambt hen zwaar valt, en er heerste een bedrukte sfeer. Dat raakte mij meer dan ik had verwacht. De komende jaren gaan er flinke gaten vallen in gemeenten. Een gigantisch predikantentekort dient zich aan. Hoe zijn wij over 15 jaar kerk? Een vriend van me is priester; hij heeft ettelijke parochies onder zijn hoede; en steeds vaker worden er priesters uit Azië en Zuid-Amerika ingevlogen om hier na een korte taalcursus de ergste nood te lenigen. Gaan wij ook die kant op?’ De kwestie van het predikantentekort klemt des te meer, zegt hij, als hij ziet hoe de PKN in de afgelopen jaren is omgegaan met gemotiveerde voorgangers. ‘Ik wilde als Hbo’er een predikantsmaster volgen. Hoewel ik al vier jaar het werk van een predikant deed, inclusief het bedienen van de sacramenten, kreeg ik geen enkele vrijstelling. Dankzij een liefde voor het ambt, roeping en enthousiasme voor het werk, ben ik doorgegaan. Maar als het louter aan de PKN had gelegen, was ik allang op zoek gegaan naar een andere job.

In het kader van mijn afstudeerscriptie sprak ik met priesters in zowel de Oosters-Orthodoxe als de Rooms-Katholieke kerk. Boeiende ontmoetingen. Regelmatig vroeg men ‘wat is je wijding?’. Na de uitleg hoe het werkt met hbo-dominees in de PKN zeiden ze allemaal: Hoe is het mogelijk dat je alleen toestemming hebt om in de gemeente in Nieuwerbrug en Rotterdam doop en avondmaal te bedienen? Dat was niet aan hen uit te leggen.  Als je gewijd wordt in de wereldkerk, wordt je gewijd voor de hele kerk. En eerlijk gezegd was ik het met hen eens. Wat voor ambtsvisie zit hier achter?
Vergelijk het eens met de Rooms-katholieke of de Oosters-Orthodoxe Kerk. Als je je daar meldt omdat je je geroepen voelt tot het ambt, wordt er op individueel niveau gekeken, welke opleidingsroute je volgt. Wil je promoveren, dan zus, wil je dorpspastoor worden, dan zo, etc. Maar gewijd worden voor één gemeente…. Wat is dat voor theologie? Als je de Heilige Geest aanroept, in een zegenmoment, dat gaat de hele kerk aan. Maar nee, de Geest mag alleen maar werken in één gemeente. Het is protestantse scherpslijperij – het gaat om het Woord. Dat begrijp ik ook wel, maar…’

Genoteerd. Nog even terug naar de preken: In welk opzicht verschillen de preken uit je jeugd met die van jouzelf?
‘De preken uit mijn jeugd waren diepgravend en raakten regelmatig een diepere geestelijke snaar bij mij. Het waren goede, stevige bijbelstudies en je leerde jezelf als mens kennen voor Gods aangezicht. Ook werd Christus present gesteld als enige weg tot behoud. Op deze manier preken kon omdat veel mensen een goede basiskennis hadden en ingewijd waren in een gereformeerde woordkeuze. Maar het was opvallend dat de preken het dagelijkse leven nauwelijks raakten – voor mijn gevoel althans. Het lukte moeilijk om woorden te geven aan wat er speelde in de gemeente, of in de actualiteit. Recent maakte ik het nog weer mee, in een rouwdienst van een jong persoon: de namen van de kinderen van de overledene werden niet eens genoemd. Het is een soort ongemak, maar ik kan daar niet bij. Het lijkt alsof er een soort muur zit tussen de studeerkamer en de werkelijkheid.

Als ik naar mijn huidige preken kijk, constateer ik wel dat de bekende drieslag van ellende, verlossing en dankbaarheid er vrijwel altijd in terug te vinden is. Maar dan niet sjabloonmatig en hopelijk verrassend. Ik knoop vaak aan bij iets dat niet oké is, in het persoonlijk leven, of in de wereld, probeer te concretiseren, ik ga op zoek naar Gods reddende handelen in de perikoop en probeer ook altijd iets praktisch mee te geven.
Preken is natuurlijk ook altijd afhankelijk van de context. Het dorp van mijn jeugd en het dorp waarin ik nu werk zijn nauwelijks te vergelijken. Het zou gek zijn al daar dezelfde preken zouden klinken. Kijk naar de jeugd van Nieuwerbrug. Hun ouders komen lang niet altijd in de kerk, maar de kinderen komen wekelijks naar de catechisatie. Catechisatie is dus ook hun enige contactmoment met de kerk. Vergelijk dat eens met Streefkerk, destijds: als tiener ging je zondagochtend en -avond naar een kerkdienst, zondagmiddag was er zondagsschool, je zat op een christelijke school, jeugdclubs, open jeugdwerk, je ging naar catechisatie, je familie was christelijk. Dat zou ik die kinderen van Nieuwerbrug ook allemaal gunnen.’

Zou je nog terug kunnen, als predikant, in een setting als het dorp van je jeugd?
‘Die gedachte krijg ik steeds vaker. Zeker nu het snel gaat. Kijk naar het predikantentekort, ook in de GB, waar ik me nog steeds verwant mee voel. Soms ga ik naar een GB-dienst, als bezoeker.

Dat voelt als thuiskomen. Ik zou er misschien predikant kunnen zijn, in een open-GB-gemeente, maar ik ben bang dat ik zou afknappen op de hardheid, in oordelen over vrouwen, homoseksualiteit, vragen rond euthanasie. Natuurlijk heb ik ook mijn aarzelingen, maar ik ben ook pastoraler geworden.’  

Je gaat nu een master kerkgeschiedenis doen, onder andere gericht op liturgie. Waarom dat thema?
Ik houd van geschiedenis en liturgie en heb zin om mij verder te specialiseren in deze thematiek. Daarnaast ervaar ik ook een bepaalde urgentie om hier mee bezig te zijn. Het is tijd voor een heroriëntatie op het gebied van liturgie. Met ‘event-denken’ gaan we het niet volhouden in de kerk. Ik hoop dat we steeds meer bewegen naar een eerbiedig ‘voor Zijn troon en hier beneden’. Oriënteren is een mooi woord, we richten ons op het Oosten. Op het rijk van Christus. We kunnen op dit moment daarin veel leren van de Anglicaanse traditie die zich zowel naar een hoog- als laag-liturgische context laat vertalen. Een kyrië uitgevoerd door een band, bijvoorbeeld. Ik verlang naar een Nederlandse variant, met respect voor de traditie van de liturgie, waarbij niet alles overboord gaat en wordt vervangen door Opwekkingsliederen en Hillsong….We missen goede eigentijdse liturgische muziek. Het zou mooi zijn als een collectief goede theologen en tekstschrijvers daar aan kan gaan werken. Wellicht kan Areopagus die handschoen oppakken.’

Kees van Ekris
Koos van Noppen

Documenten