Zoek

‘Moeten we niet uit onze comfortzone?’

‘Moeten we niet uit onze comfortzone?’

De Hervormde gemeente Veenendaal benoemde twee missionair-diaconale werkers, twee parttimers, in de vacature die ontstond door de pensionering van Nico Grijzenhout: Robert Duiker (35) en Marc Bossenbroek (44). Een nadere kennismaking.

22 februari 2022

Robert Duiker 2Markt 10 is een mooi pand aan het marktplein, pal naast de Oude Kerk, in het hart van het dorp. Een droomlocatie voor een missionair-diaconaal centrum. ‘Dat ligt er maar aan’, zegt Robert Duiker bij een bak koffie op de vroege werkdag. ‘Voor je het weet loop je het risico dat gemeenteleden uit de verschillende wijkgemeenten denken dat alles hier gebeurt. Terwijl we nu juist het ambt aller gelovigen willen benadrukken. Daarom zouden we dit huis liever een functie geven als expertisecentrum, waar we ambtsdragers en gemeenteleden met raad en daad terzijde staan.’
Veenendaal is een grote gemeente; 8 wijken, verdeeld over 6 kerkgebouwen. In de afgelopen jaren is – mede dankzij de inbreng van Nico Grijzenhout, auteur van ‘Vitaal gemeentezijn’ – stevig nagedacht over de missionair-diaconale roeping van de gemeente. ‘Die koers en focus vraagt een beleidsmatige inbedding’, zegt Robert. ‘We leven in een tijd van snelle structuurveranderingen.’
Hoezo? Je zou juist denken: zoveel gemeenten, een goed gereguleerd kerkenwerk, hier stáán de structuren.
‘Ja, als je daarmee bedoelt: de kerkdienst, de zondagsschool, catechisatie, clubs, verenigingen. Maar onbedoeld hebben we daarmee ook een veilig eigen wereldje gecreëerd, een prettig hoekje waarin we het fijn hebben met elkaar. Hoe verhoudt zich dat tot dynamiek die eigen is aan de nieuwtestamentische gemeente? Zijn de structuren er nog steeds op gericht dat we leren leven in de vrijheid die we in Christus hebben? Zijn ze dienstbaar aan het priesterschap aller gelovigen? Moeten we niet uit onze comfortzone? Onze roeping ligt toch vooral buiten de kerk?’

Bewogenheid
De indringende vragen die Robert stelt, sluiten naadloos aan bij de thema’s die in de bezinning van de afgelopen jaren op tafel kwamen. ‘Welke rol heeft de Hervormde gemeente in de lokale samenleving? Hoe kunnen gemeenteleden worden geholpen om pastoraal, diaconaal en missionair  actief te zijn? Welke toerusting is nodig voor een missionaire levensstijl op de plek waar gemeenteleden wonen en werken? Etc.
Robert: ‘Wij kunnen daar op centraal niveau wel van alles over zeggen; maar onze aanpak is er juist op gericht dat die vragen in de gemeenten worden besproken en beantwoord. Daarbij raak je aan het punt van de veelkleurigheid van de gemeenteleden. Je kunt in onze hervormde gemeente mensen tegenkomen die zich verwant voelen met de evangelische gemeente Mozaïek, anderen - helemaal aan de andere zijde – voelen zich thuis in de sfeer van de Geformeerde Gemeente. Ik vind het een uitdagende taak om in die gemêleerde context het gesprek te voeren over de vragen: ‘Wie zijn we? Van Wie zijn we? Waar ligt onze roeping?’ Het gesprek over je missionair-diaconale roeping begint intern. Anders bestaat het gevaar dat je te activistisch aan de slag gaat, zonder dat je weet wat het evangelie voor jou persoonlijk betekent. Onderzoek jezelf: wat zijn je motieven? Wat is je boodschap? Hoe staat het met je bewogenheid? Als ik wel veel kouwe drukte maak, maar ‘had de liefde niet, dan was ik niets’, zegt Paulus. Als je het evangelie objectiveert tot een systeem, kunnen de liefde en bewogenheid er zomaar uit wegsijpelen. Die zijn juist essentieel, want we delen het geloof niet als een alternatieve levensstijl, maar uit bittere noodzaak, omdat je zonder Christus verloren ligt.’
Een andere veel voorkomende verkeerde houding is het ‘koloniale denken’: Ik weet alles al, ik heb alles al en kom het jullie brengen.’ Als je zo denkt, moet je dan niet nog eens terug naar de basis? Ben je dan eerlijk over de zoektocht die het leven met God soms voor jouzelf is? We delen van wat we ontvangen hebben. De genade van God wordt steeds groter als je Hem kent; dat bepaalt je houding van afhankelijkheid.’

Godsbeeld
In zijn nieuwe functie komen voor Robert veel lijntjes uit eerdere banen samen. Sinds 2009 werkte hij in het onderwijs (aan het Groene Hart Lyceum en het Van Lodenstein College), vanaf 2017 in een managementfunctie. Ondernemen en innoveren, processen aanjagen en ideeën uitwerken, dat past bij hem. Op zijn cv staan allerlei nevenactiviteiten, variërend van pianist/dirigent van een jeugdkoor, wijkouderling, catecheet tot reisleider en eindverantwoordelijke voor recreatiewerk op een camping. Hij rondde aan de CHE een masterstudie docent Godsdienst/Levensbeschouwing af, momenteel  bereidt hij zich voor op de predikantsmaster aan de Protestantse Theologische Universiteit. Zijn parttime functie in Veenendaal beschouwt hij ook als een mooie plek om ervaring op te doen met het oog op zijn toekomstige predikantschap.
Hij woont met zijn vrouw en vier kinderen in Woudenberg, groeide op in Hazerswoude. In zijn jeugd  namen zijn ouders hem mee naar een evangelische context. ‘Die geloofsbeleving past niet zo bij me. Maar de passie voor het evangelie, dat betekenis heeft voor het héle leven, dat sprak me weer wel aan. Maar ik voel me meer thuis bij de solide hervormde theologie. Ook de eerbied in de eredienst, sluit meer aan bij mijn Godsbeeld. Er is een spanning tussen de eeuwige, heilige God, die ons tegelijk meer nabij is dan onze meest nabije naaste, want Hij woont door zijn Geest in ons en schrijft zijn wet in ons hart. Dat spanningsveld in dit leven nooit opgeheven; dat is juist een teken van geestelijk léven.’

Verstarring
Elke vorm van geestelijk leven kent het gevaar van verstarring, constateert hij. Mijn ouders gaan weleens met ons mee naar een kerkdienst. Ze waarderen de prediking, maar de context spreekt hen veel minder aan. Zoiets als: “De kerkgangers horen een blijde boodschap, maar zitten er bij te kijken alsof ze een uitvaart bijwonen. Soms denk ik dat we in de gereformeerde gezindte veel weg hebben van de Rooms-katholieke kerk ten tijde van de Reformatie, met onze verafgoding van de traditie.’ Bijvoorbeeld? ‘We zijn gedoopt – maar wat betekent dat in de dagelijkse praktijk? We leven in het verbond, maar waar is de nieuwe gehoorzaamheid? Hoe verhoudt zich dat tot de gezapigheid? Of, kijk eens hoe er wordt gediscussieerd over de Statenvertaling en de liturgie? Zijn dat nieuwe relieken?’

Marc Bossenbroek 1Een diaconale ondernemer

Het had weinig gescheeld of hij was er niet meer. Dat klinkt dramatisch en dat was het ook. De pasgeboren Marc was tijdens een kraamvisite even aan de aandacht ontsnapt en een kind pakte hem op alsof hij een speelpop was – en liet ‘m uit haar handen vallen. Marc werd in allerijl overgebracht naar het ziekenhuis, de overlevingskansen werden niet hoog ingeschat; artsen hielden er rekening mee dat hij blijvend hersenletsel had opgelopen. ‘Er is in die periode door velen voor me gebeden; heb ik later gehoord. Het was een wonder dat op de hersenscans na verloop van tijd geen spoor van het voorval meer te vinden was. Artsen stonden voor een raadsel.’

We zijn inmiddels meer dan veertig jaar verder en het verhaal popt op in het gesprek over Marcs benoeming tot kerkelijk werker. ‘De ervaring van die wonderlijke startfase van mijn leven heb ik altijd bij me gedragen. Ook als vraag: wat zou de bedoeling ervan zijn?’
Hij is een uitgesproken doener. Na de mavo en de MTS dook hij het bedrijfsleven in. Verkopen is hem op het lijf geschreven, of het nu om telefoons, meubels of fietsonderdelen ging. Hij runde een paar webwinkels, was altijd druk.

Vragen
‘Tot ik werd stilgezet. Ik ging met een vriend naar een ‘karakterweekend’ van de 4e Musketier. Althans, ik dacht dat ik het voor hem deed, maar werd daar zelf geconfronteerd met vragen die ik niet langer uit de weg kon gaan. Waar leef je voor? Waar ligt je passie? Zit je op het goeie spoor? Die vragen woelden veel in me los.
Ik had mijn webwinkels intussen verkocht en werkte in de marketing en verkoop bij een onderneming in kachels en haarden in Lunteren. Kort na dat weekend kreeg ik een klant in de showroom die coach bleek te zijn van de 4e Musketier. De gesprekken met hem waren verhelderend. Het resultaat was dat ik besloot de opleiding Godsdienst Pastoraal Werk aan de CHE te gaan volgen. Op de middelbare school was ik nooit zo’n hoogvlieger, maar dat kwam doordat de onderwerpen mij niet wezenlijk interesseerden. Zodra dit wel het geval was beet ik mij er in vast en haalde ik zonder moeite goede cijfers. Mijn belangstelling lag en ligt bij de theologische onderwerpen. Dat zorgde ervoor dat ik de studie relatief vlot in deeltijd - naast gezin en werk - heb kunnen afronden.’
Achteraf ziet hij er de hand van God in. ‘Het was op de keper beschouwd een wonderlijke route. Eerst dat weekend, daarna die coach, de subsidie die ik kreeg voor de opleiding, de mogelijkheid om parttime te gaan werken en in deeltijd te gaan studeren. Ik had het niet kunnen bedenken.’

Ongeduld
‘Mijn vader was zo lang ik me kan herinneren diaken in de hervormde gemeente van Barneveld. De appel valt niet ver van de boom. Diaconaal werk is vaak aanpakken, dat ligt me. Menige kerk zou gebaat zijn bij wat meer ondernemerszin, want als je soms die stroperige besluitvormingsprocessen ziet…. Ik heb een gezonde dosis ongeduld. Het gaat me snel te langzaam.’
Tijdens zijn studie aan de CHE werd Marc in zijn gemeente gekozen tot diaken. Dat vergde passen en meten in de agenda, maar uiteindelijk bleek de combinatie juist vruchtbaar. De praktijk stimuleerde de studie en omgekeerd. Hij liep stage in een aanpalende wijkgemeente en schreef een scriptie over de diaconale praktijk in de hervormde gemeente in Barneveld. In het ‘participatieve actieonderzoek’ vroeg hij (oud)diakenen via een enquête naar hun ervaringen in het ambt. In de rapportage schetst hij de contouren van de diaconie van de nabije toekomst. Het creëren van een diaconaal centrum op een centrale, zichtbare locatie is een belangrijke factor in de diaconale bewustwording van de gemeente. Zo’n inloophuis, al dan niet met een aanbod van open maaltijden, kan meteen dienst kan doen als knooppunt van het diaconaal netwerk in het dorp. Diaconaat kan vanuit het centrum ook op een ongedwongen manier worden verbonden met andere taken van de gemeente, missionair werk of ouderenpastoraat. Naast de ‘fysieke’ zichtbaarheid voert Marc een pleidooi voor een veel sterkere digitale aanwezigheid van de diaconie. Sinds de coronacrisis is wel duidelijk waarom. Via social media kan de diaconie laagdrempelig toegankelijk zijn, door middel van marktplaatsachtige toepassingen kunnen vraag en aanbod van goederen en diensten samenkomen. Op elke pagina is tussen de regels te lezen dat Marcs vingers jeuken om de uitvoering ter hand te nemen.

Presentie
In het rapport voert Marc ‘Markt 10’ in Veenendaal als voorbeeld op. Nu dit zijn nieuwe werkplek is, ziet hij nog wel wat mogelijkheden: ‘Het zou prachtig zijn als dit nog meer kan uitgroeien tot een centrum voor diaconaal werk. Mijn ideaal zou zijn dat we met voldoende kerkelijk werkers en predikanten een rooster kunnen opstellen, zodat er alle dagen een laagdrempelig ‘loket’ geopend kan zijn.’ En we zullen meer moeten werken aan de integratie van missionair werk en diaconaat; die kunnen niet los van elkaar bestaan. Heilzame presentie heeft die twee kanten in zich.’

Koos van Noppen