Zoek

Roeland Dam, kinderwerker bij wijkcentrum ‘De Bron’

Roeland Dam, kinderwerker bij wijkcentrum ‘De Bron’
Gedeelde vreugde als vertrekpunt

Op de middelbare school speelde hij met de gedachte om lucht- en ruimtevaarttechniek te gaan studeren. Maar het werd theologie. Nu is hij kinderwerker bij een missionair pioniersproject in wijkcentrum ‘De Bron’ in Rotterdam. In een Zoomsessie doet hij kinderen voor hoe ze het knutselwerkje in elkaar kunnen zetten. Het wordt een raket naar Venus…
Een nadere kennismaking met Roeland Dam (31).

12 maart 2021

We spreken elkaar bij een bak koffie in het wijkgebouw aan de Vondelweg, in Rotterdam-Crooswijk, aan de rand van de binnenstad. Een jaar of 15 geleden gold dit nog als de armste wijk van ons land. Dankzij stadsvernieuwing is dat behoorlijk veranderd. Er zijn welvarende yuppen neergestreken. Maar de armere inwoners wonen er ook nog steeds; een mix van autochtonen en mensen met een migratie-achtergrond. De wekelijkse clubs van Roeland richten zich op kinderen uit migrantengezinnen. Hij aarzelt om een tranentrekkend beeld van hen te schetsen. ‘Want, ja, ik kom bij mensen die krap behuisd zijn, zodat drie kinderen in de woonkamer moeten slapen. Mensen die weinig te makken hebben; gezinnen waar het oude meubilair bijna uit elkaar valt. Zoiets kan je leven tekenen. Maar ik ontmoet er vrolijke, spontane kinderen, die het naar hun zinnen hebben op de buurtschool en één keer per week met een vrijwilliger naar de bieb gaan. Wat is armoede? Vergelijk het eens met een gezin met tweeverdieners in een comfortabel huis; ouders die een gestrest leven leiden, van de kinderopvang naar het werk… Zowel rijkdom als armoede kunnen hun sporen nalaten in hun leven. Maar aan beiden valt ook te ontsnappen. Ik ken mensen die in armoede leven, maar toch rijk leven.’

Bijna twee jaar werkt Roeland inmiddels in ‘De Bron’. Hij groeide op in een domineesgezin, in Hardinxveld, als vierde van zes kinderen. Ondanks zijn bèta-pakket, maakte hij in de zomer na vwo-3 bewust de keuze om theologie te gaan studeren. ‘Zonder invloed van mijn ouders. Ik had nagedacht over deze wereld en vond dat ze meer behoefte heeft aan theologie  - lees: het evangelie – dan aan technologie. Techniek maakt veel mogelijk, maar is moreel neutraal: je kunt zowel goed als kwaad mee uitrichten. Het evangelie helpt mensen om de juiste keuze te maken.’

Hij ging studeren in Kampen. Een grote betrokkenheid op de maatschappij, en dan vooral misstanden in de samenleving, stempelde zijn levenshouding. Waar kwam die vandaan? ‘Mijn ouders waren maatschappijbewust. Ik denk dat de lessen op school over de Shoah een rol hebben gespeeld. En als kind las ik voor het slapengaan veel in de Bijbel, hoofdstukken achter elkaar. Dat vormt je. Je zou mijn compassie een karakterkenmerk kunnen noemen. Het lukte me niet om niet-betrokken te zijn.’ De gevoeligheid daarvoor was ook nooit ver weg. ‘Liep ik door een supermarkt, dan zag ik daar producten uit alle werelddelen liggen; de buit van onze modern-imperialistische westerse welvaartssamenleving. Zo’n kijk op de werkelijkheid verzwaart je leven, de valkuil van een messias-complex is voor mensen zoals ik altijd aanwezig.’
Na zijn bachelor besloot Roeland een half jaar in Indonesië theologie te gaan studeren. ‘Als het me daar zou bevallen, zou ik er misschien wel blijven.’ Het werd een louterende ervaring. ‘Het lukte me daar om mijn vizier meer te richten op de hoop die er in deze wereld is. Door er met nieuwe ogen naar te kijken, kon ik me opnieuw aan mensen te verbinden. Ik kon weer participeren in de samenleving zonder er telkens aan te lijden.’

Hij keerde terug en vervolgde zijn theologiestudie bij Stefan Paas (de master Missionaire gemeente) en aan het baptistenseminarium. Voor zijn stage verdeelde hij zijn tijd over een kleine vergrijsde baptistengemeente in Rotterdam Centrum en Bless, een missionair initiatief in het Oude Noorden van Rotterdam. Roeland: ‘Er waren twee kinderclubs, opgezet vanuit ‘straatwerk’. Kinderen die buiten schooltijd veel op straat leefden, zonder toezicht, vonden daar een warm onthaal.’ Al gauw ontdekte Roeland dat daar zijn hart lag. ‘Kinderen zijn speels, leergierig. Maar ook kwetsbaar. Ik vind het een uitdaging om met hen op te trekken. Als je volwassenen met problemen bijstaat, wordt het al snel ernstig. Als je kinderen met problemen wil helpen leg je contact en doe je samen wat leuks. Het vertrekpunt is dan gedeelde vreugde.’
Via het Oude Noorden solliciteerde Roeland naar zijn huidige parttime baan als kinderwerker bij ‘De Bron’. ‘De doelgroep hier is rustiger. Er zijn meer mogelijkheden om contact te leggen met de ouders. Het is de bedoeling dat we op termijn toegroeien naar een geloofsgemeenschap.’

En de theologiestudie? Aan het eind van de opleiding aan het baptistenseminarium kreeg hij geen groen licht van de toelatingscommissie om voorganger te worden. ‘Dat was een domper, al kon ik me er op dat moment ook wel in vinden. Het voorgaan van een gemeente vraagt veel. Op dit moment heb ik me ermee verzoend. Ik heb mijn draai gevonden in het kinderwerk.’

Aan creatieve ideeën geen gebrek. Lastiger is dat kinderen na zoveel maanden scherm-contacten wel aan hun tax zitten. ‘Als ze iedere dag voor school aan de laptop hebben gezeten, willen ze ’s zaterdagsmorgens niet nog eens kinderclub via de computer. Gelukkig komt het voorjaar eraan; we gaan in kleine groepjes onder leiding van vrijwilligers naar buiten. Stoepkrijten, spelletjes doen. Of een Turkse pizza eten.’